Door Rubert Breusers
Sinds de internaten vielen onder Sociale Zaken van het toenmalige Eilandgebied Curaçao, was er steeds een strijd om een redelijke kostendekkende daggeldvergoeding. Dit dus nog uit de tijd van de toenmalige gedeputeerden van vóór 10-10-2010. Gestart werd ook met een secretariaat met domicilie in Brievengat om te komen tot een ‘zorgcontract’. Kinderoorden Brakkeput (KOB) heeft meegewerkt om zo’n zorgcontract op te stellen en ook om te voldoen aan de eisen die voor de instellingen gesteld konden worden. Hierbij is uiteindelijk een zorgcontract op tafel gekomen. Helaas is er géén onderzoek gedaan naar de daarbij behorende kosten voor zo’n professionele aanpak.
Gevolg was dat de contracten niet getekend konden worden, omdat voor 56 gulden per pupil per dag de instellingen niet konden voldoen aan de eisen van het contract. De kosten bedroegen toen al 85 tot 100 gulden voor de reguliere uitgaven. Van overheidswege is nooit een onderzoek noch controle gekomen naar de werkelijke kosten. Zelfs was het zo dat voor pupillen die door de rechter onder toezicht werden geplaatst toen slecht 36 per pupil per dag werd betaald.
Het woord ‘clustering’ is ingevoerd zonder dat ooit een onderzoek is ingesteld en/of controle uitgevoerd door de overheid. Steeds zijn wel de aanvraag en begroting ingediend voor de werkelijke kosten, echter zelfs nog zonder de kosten die nodig waren voor professionele hulp.
Sinds die tijd is KOB altijd voorstander geweest van een samenwerkingsverband in plaats van ‘clusteren’. Juist overgaan tot uitbreiding, om binnen de residentiële hulp te komen tot differentiatie op basis van de problematiek van elke individuele pupil. Door gebrek aan differentiatie had KOB ook pupillen die daar eigenlijk niet thuishoorden. Hun invloed op de andere jongens was te groot. Het was de hoogste tijd dat de overheid binnen de reguliere jeugdzorg naast clusteren juist ook moest gaan differentiëren. Tevens moest er een beleid komen. Helaas tot nu toe speculaas! Het verwerven van een draagvlak voor een samenwerkingsverband binnen de overheid is daarom een belangrijke stap. Dus niet alleen de loze kreet ‘clusteren’.
KOB heeft indertijd in 2008 op eigen kosten een deskundige uit Nederland gehaald die betrokken geweest is bij ‘Beleid Jeugdzorg’. De residentiële zorg zou worden aangeboden door een reeks van instellingen, die zich willen verzamelen in het nieuw op te richten samenwerkingsverband. De organisatie zou worden aangestuurd door een bestuur bestaande uit een afgevaardigde uit ieder van de besturen van de aangesloten instellingen. Er is uiteindelijk géén samenwerkingsverband ontstaan omdat er niet voldoende draagvlak bestond bij de overheid en ook niet bij alle participerende instellingen.
De ingang tot de jeugdhulpverlening begint immers via het Bureau Jeugdzorg en de Jeugdbescherming. Een regelmatig gestructureerd overleg met de participanten is onontbeerlijk. In de Landsverordening voor de jeugdzorg is de residentiële sector opmerkelijk afwezig. Mogelijk is dit het gevolg van het tot op heden ontbreken van een duidelijke overlegpartner die alle instellingen binnen de residentiële zorgverlening vertegenwoordigt. Alleen dát is al een reden om het beoogde samenwerkingsverband zo snel mogelijk te positioneren. Het verwerven van draagvlak voor het samenwerkingsverband binnen de overheid is daarom een belangrijke volgende stap voor gestructureerd overleg.
Het inkorten op subsidies en het roepen om ‘clustering’ en dientengevolge de sluiting van Kinderoorden Brakkeput, geeft aan dat er binnen de overheid onvoldoende besef en verantwoordelijkheid is van de grote problemen binnen de Curaçaose jeugdzorg. De residentiële zorg moet zich kunnen richten op de vorming van jeugdigen, van wie hun milieu van herkomst of directe omgeving een grote bedreiging vormen voor verdere ontwikkeling. De pupillen worden in groepsverband, maar wel pupilgericht, begeleid door zorg te dragen voor verblijf, verzorging, vorming, pedagogische hulp en doelgerichte activiteiten. Hiervoor moeten wij (willen) investeren en is ook beleid nodig. Beide ontbreken.
De auteur van deze bijdrage, ing. Rubert M. Breusers, is jarenlang voorzitter geweest van Stichting Kinderoorden van het Wit Gele Kruis. Hij heeft zich al die tijd met hart en ziel ingezet voor de pupillen en voor het welzijn van deze specifieke groep in de Curaçaose samenleving.