De aanhouding enkele weken geleden van Jumbo-topman Frits van Eerd is pikant. Het gaat om de ceo van Jumbo. Na Albert Heijn de grootste supermarktketen in Nederland. Pikant ook omdat hij schijnbaar verkeerde vrienden had. Witwassen. En er werd meer dan een miljoen euro contant in zijn privéwoning gevonden. Je kan natuurlijk de vraag stellen ‘wat moet een schatrijke man in vredesnaam met een dergelijk bedrag in cash?’ Misschien is het antwoord simpelweg ‘wie het breed heeft laat het breed hangen’. Totdat het strafrechtelijk onderzoek is afgerond, blijft de status van het geld onzeker.
De aanhouding van Van Eerd en zijn gevangenhouding is vanuit het perspectief van corporate governance van belang omdat dit (nogmaals) een grijs gebied heeft blootgelegd in de relatie tussen het privéleven van een topman/vrouw van een organisatie en de raad van commissarissen. Een gebied dat commissarissen niet graag betreden.
Hoe ver moeten commissarissen gaan met het stellen van indringende vragen aan hun ceo als die vragen geheel of gedeeltelijk in de privésfeer liggen? Sommigen stellen zich op het standpunt dat je als commissaris inzake de bestuurder zaken en privé strikt moet scheiden. Een raad van commissarissen moet zich niet met het privéleven van de bestuursleden willen bemoeien. Toch is dat te kort door de bocht. Het geval van de Jumbo-bestuurder maakt duidelijk dat wat een topman of topvrouw van een organisatie privé uitvoert, grote en ook uiterst negatieve consequenties kan hebben voor de organisatie zelf. Het reputatieverlies voor Jumbo is door dit geval aanzienlijk. Daarmee is de plicht tot het voorkomen daarvan een directe verantwoordelijkheid van de raad van commissarissen. En nu wordt het interessant. Je kunt natuurlijk van alles gaan vragen over het privéleven van je bestuurder. Vragen als ‘houd je er naast je lieve echtgenote een vriendin op na?’ Drink je elke dag alcohol? Hoeveel? Gebruik je cocaïne? Hoe vaak heb je ruzie met je partner? Met je kinderen? Heb je thuis grote hoeveelheden geld in contanten liggen? Is dat geld bekend bij de fiscus? Moet je niet eens wat afvallen?
Het is iedereen duidelijk dat het stellen van dit soort vragen niet goed voelt. ‘Daar heb je niets mee te maken’ is het antwoord dat je al snel kunt krijgen. Maar als zich een calamiteit heeft voorgedaan, stelt iedereen zich de vraag hoe dat had kunnen worden voorkomen. Dan wordt de vraag aan de commissarissen gesteld of ze soms ziende blind zijn geweest.
Je bent als commissaris echter geen detective. Je bent ook geen pastoor of dominee. Je moet wel het ethisch gehalte en de integriteit van de bestuursleden goed in de gaten houden. En inderdaad, als de 54-jarige echtgenote van de ceo wordt ingeruild voor een vijfentwintig jaar jongere vriendin, dan is dat een knipperende oranje lamp. Je hoeft dan niet te vragen naar het waarom, maar je moet wel goed opletten op de rest van het gedrag. Het kan ook geen kwaad tijdens een kantoorfeestje of op een receptie je oren goed open te houden. Worden er grapjes over de ceo gemaakt? Zijn die grapjes schamper of goedmoedig? Hoe is het gesteld met de betrokkenheid bij het werk?
Ook bij dit onderwerp is sprake van een spagaat tussen noodzakelijk vertrouwen en gezonde oplettendheid. Hoe meer je als raad in het privéleven van de ceo duikt, hoe meer het vertrouwen over en weer onder spanning komt te staan. Ik vind daarom dat terughoudendheid op zijn plaats is. Naïviteit en blind vertrouwen is vanzelfsprekend ook niet goed. Je moet vooral goed blijven observeren maar niet te snel oordelen. Als er een vorm van vertrouwen over en weer blijft bestaan, is het makkelijker om een eerlijk gesprek aan te gaan. Dan blijft het privé.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance.Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.