Door Wouter Veenendaal
Mooie woorden over het Koninkrijk beginnen steeds holler te klinken, schrijft Wouter Veenendaal, universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit Leiden, in een opiniestuk voor het Genootschap Nederland-Aruba. Koninkrijksrelaties worden gekenmerkt door een harde belangenstrijd. Een mogelijke oplossing is dat er in het Nederlandse parlement ook Caribische volksvertegenwoordigers plaatsnemen, die de Koninkrijksregering kunnen controleren. ,,Denemarken bewijst dat dit geen luchtfietserij is.”
Onlangs bracht Alexandra van Huffelen, de nieuwe staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, een kennismakingsbezoek aan de zes Caribische eilanden. Op de eilanden wordt het aantreden van deze staatssecretaris gezien als een kans om de verzuurde relaties met Den Haag te herstellen. Dezelfde hoop bestond echter ook bij het aantreden van de voorgangers van Van Huffelen. Ondanks de mooie woorden raakten de eilanden en Den Haag steeds opnieuw met elkaar in conflict, en er is weinig aanleiding om te verwachten dat de Koninkrijksrelaties deze keer wel fundamenteel zullen verbeteren. Hoe komt het toch dat samenwerken binnen het Koninkrijk zo moeilijk is?
Tegenstrijdigheden Statuut
Een eerste verklaring daarvoor is te vinden in het Statuut, dat sinds 1954 de Koninkrijksrelaties reguleert. Dit Statuut bevat een aantal tegenstrijdigheden: aan de ene kant creëert het een Koninkrijk met vier landen die autonoom en gelijkwaardig aan elkaar zijn, aan de andere kant zorgt het ervoor dat één van die landen, Nederland, veel machtiger is dan de andere landen.
De Koninkrijksregering overlapt bijna volledig met de Nederlandse regering en kan alleen worden gecontroleerd door het Nederlandse parlement. Voor dit parlement hebben inwoners van de Caribische landen geen stemrecht en dat zorgt voor een al vaak besproken democratisch tekort.
Het Statuut geeft de Koninkrijksregering het recht om maatregelen te nemen die de democratie, rechtsstaat en deugdelijkheid van bestuur in de autonome landen moeten waarborgen. Hoewel de vier landen gelijkwaardig en autonoom zijn, kan in de praktijk één van deze landen dus vrijwel eenzijdig in de andere drie landen ingrijpen.
Verschillende interpretaties
Het Statuut schept ruimte voor verschillende interpretaties: Caribische bestuurders beklemtonen graag de autonomie en gelijkwaardigheid van hun landen, terwijl Nederlandse politici juist de waarborgfunctie van het Koninkrijk benadrukken. Dit laat zien dat niet zozeer de structuur van het Koninkrijk een barrière voor samenwerking vormt, maar vooral de uiteenlopende belangen aan weerszijden van de oceaan. Caribische en Nederlandse politici worden gekozen door zeer verschillende achterbannen, en moeten aan hun eigen kiezers verantwoording afleggen. Deze electorale belangen vormen een belangrijke verklaring voor het gebrek aan solidariteit en samenwerking in het Koninkrijk.
Als we eerst kijken naar Nederland, zien we dat er onder Nederlandse kiezers een gebrek aan kennis, maar vooral een grote desinteresse voor het Koninkrijk bestaat. De enkele Nederlandse opinieonderzoeken waarin gevraagd werd naar de Koninkrijksrelaties laten zien dat een groot deel van de Nederlanders het liefst alle banden met de eilanden zou willen verbreken.
Directe band met Nederland
Dit standpunt werd tussen ongeveer 1970 en 1990 ook gehuldigd door de Nederlandse regering, die de eilanden gezamenlijk richting onafhankelijkheid wilde bewegen. Uiteindelijk gebeurde precies het tegenovergestelde: de Nederlandse Antillen vielen uit elkaar en elk van de eilanden kreeg een directe band met Nederland.
Nu duidelijk is geworden dat de eilanden binnen het Koninkrijk zullen blijven, is de strategie van Den Haag erop gericht om de mogelijke nadelen van de Koninkrijksrelaties voor Nederland zoveel mogelijk te beperken. Dit betekent dat er steeds vaker en assertiever in de landen wordt ingegrepen, meest recent door de oprichting van het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (Coho). Nederlandse politici weten dat hun kiezers over het algemeen weinig warme gevoelens hebben voor het Koninkrijk, en zullen daarom niet aarzelen zich hard tegen de Caribische landen op te stellen.
Gepolariseerde politiek
De situatie ligt compleet anders in de Caribische landen, die zeker sinds het uitbreken van de coronapandemie kampen met forse economische en sociale problemen. Alle drie deze landen hebben een turbulente en gepolariseerde politiek, die op Curaçao en Sint Maarten sinds het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen in 2010 ook voor grote politieke instabiliteit heeft gezorgd.
Caribische politici weten dat het spelen van de anti-Nederlandse kaart het goed doet bij hun achterban en de aandacht kan afleiden van problemen op de eilanden. Zij zullen daarom niet aarzelen om Nederland te beschuldigen van neokoloniaal gedrag of van pogingen de eilanden te rekoloniseren. Door de schuld van problemen op de eilanden bij Nederland neer te leggen hoeven Caribische bestuurders er zelf geen verantwoording meer over af te leggen, wat hen een grotere kans geeft om herkozen te worden.
Dit kan verklaren waarom sommige Caribische bestuurders overgaan tot drastische, in het oog springende acties, zoals een hongerstaking (Mike Eman op Aruba), het dreigen met het verbranden van Nederlandse militairen (Clyde van Putten op Sint Eustatius) of het indienen van een beschuldiging van racisme bij de Verenigde Naties (parlementsleden op Sint Maarten).
Harde belangenstrijd
Aan beide zijden van de oceaan worden regelmatig mooie woorden over het Koninkrijk gesproken, die vanwege de terugkerende conflicten steeds holler beginnen te klinken. Als het erop aankomt worden de Koninkrijksrelaties vooral gekenmerkt door een harde belangenstrijd, die mede vanuit electorale overwegingen verklaard kan worden. Zijn er mogelijkheden om dat te veranderen?
Een oplossing kan zijn dat er in het Nederlandse parlement ook Caribische volksvertegenwoordigers plaatsnemen die de Koninkrijksregering kunnen controleren. Hiermee zou het democratisch tekort in het Koninkrijk opgelost kunnen worden.
Dat zo’n hervorming geen luchtfietserij is, wordt bewezen door Denemarken, waar de overzeese gebiedsdelen (Groenland en de Faeröereilanden) elk twee gekozen vertegenwoordigers hebben in het Deense parlement. Vertaald naar de Nederlandse situatie zou dit betekenen dat er enkele vaste zetels in de Tweede Kamer - en mogelijk ook de Eerste Kamer - gereserveerd worden voor vertegenwoordigers uit de drie Caribische landen.
Gezien de verschillen in bevolkingsgrootte zouden dit slechts een paar zetels zijn, die in politiek opzicht misschien niet veel gewicht in de schaal leggen. Aan de andere kant zou het wel betekenen dat de stem van Caribische kiezers gehoord wordt in het Nederlandse politieke debat, en dat ook andere partijen in de Kamer zich daartoe moeten verhouden.
Bovendien blijken de vier Groenlandse en Faeröerse zetels in het Deense parlement soms van doorslaggevend belang te zijn in coalitieformaties, waardoor deze vertegenwoordigers toch veel politieke macht weten te vergaren.
Meer evenwichtige koninkrijksrelaties
Een dergelijke institutionele verandering zou een betere vertegenwoordiging van Caribische kiezers in de instituties van het Koninkrijk garanderen, en kan daarmee een goede eerste stap zijn naar evenwichtigere koninkrijkrelaties. Voor zowel Nederlandse als Caribische politici zou het kunnen leiden tot een groter inzicht in elkaars drijfveren, en dat zou kunnen leiden tot het verkleinen van de bestaande tegenstellingen in politieke cultuur.
Tot slot zou de aanwezigheid van Caribische volksvertegenwoordigers in het Nederlandse parlement kunnen zorgen voor een groter begrip van en voor de eilanden onder Nederlandse kiezers, die via deze Kamerleden steeds opnieuw herinnerd zullen worden aan het feit dat het Koninkrijk niet alleen in Europa ligt.
De auteur, Wouter Veenendaal, is universitair hoofddocent politicologie aan de Universiteit Leiden. Zijn onderzoek richt zich op de effecten van bevolkingsgrootte op democratie, met daarbinnen een specifieke focus op de politiek van kleine eilanden. Tussen 2014 en 2017 verrichtte hij bij het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) onderzoek naar de zes voormalige Nederlandse Antillen.