Door Peter Kavelaars
Vele landen kennen de mogelijkheid een fiscale eenheid aan te gaan. Het meest zien we de fiscale eenheid in de winstbelasting en de omzetbelasting. Een fiscale eenheid biedt in de regel voordelen voor een belastingplichtige. Wat betreft een fiscale eenheid in de winstbelasting is in de regel het grootste voordeel dat winsten en verliezen van de entiteiten die daar deel van uitmaken in een jaar kunnen worden gesaldeerd. Daarnaast zijn fiscaal geruisloze reorganisaties een groot voordeel. Voor internationale concerns zou dit bij voorkeur ook grensoverschrijdend moeten kunnen plaatsvinden. Dat ligt echter enigszins gecompliceerd. Stel dat een moedervennootschap in Nederland winst behaalt en de buitenlandse dochter een verlies. Als een fiscale eenheid dan mogelijk is, wordt het verlies ‘geïmporteerd’: leuk voor de belastingplichtige, maar niet leuk voor de overheid. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de meeste landen grensoverschrijdende fiscale eenheden niet zijn toegestaan. Ook in Nederland is dat de hoofdregel.
Binnen de EU is dat eigenlijk echter weer opmerkelijk, omdat het vrije verkeer daar een groot goed is en daar past een grensoverschrijdende fiscale eenheid juist prima bij. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de EU een conceptrichtlijn heeft ontwikkeld die dit verplicht mogelijk maakt. Het gaat hier om de CCCTB ofwel de gemeenschappelijke winstgrondslag voor multinationals die in de EU actief zijn. Volgens dit voorstel moet een geüniformeerd winstbegrip tot stand worden gebracht en worden resultaten van groepsvennootschappen geconsolideerd. Verliezen en winsten worden binnen concern dan automatisch gecompenseerd. Niet alle landen zijn daarvan overigens een groot voorstander. En ook het bedrijfsleven zit er niet om te springen: als er een gezamenlijke winstgrondslag is binnen de EU, kan er geen gebruik meer worden gemaakt van verschillen in fiscale systemen tussen de lidstaten. En dat is wat ondernemingen vaak wel graag doen.
Maar er is nog een andere ontwikkeling in de EU: de vraag is of het verbod op een grensoverschrijdende fiscale eenheid niet in strijd is met de vrije verkeersbepalingen. Dat lijkt het geval want binnenlandse en grensoverschrijdende situaties moeten binnen de EU gelijk worden behandeld. Het Europese Hof heeft echter al geruime tijd geleden aangegeven dat een ongelijke behandeling in beginsel toch geen probleem is. Ondernemingsresultaten behoren in het internationaal belastingrecht nu eenmaal alleen in aanmerking te worden genomen in het land waar de entiteit is gevestigd. Overheveling van bijvoorbeeld een fiscaal resultaat van een dochter in land A naar de moeder in land B is dan niet logisch. Een hele opluchting voor de overheden die aldus geen verliesimport behoeven te dulden. Toch zijn er inmiddels wel situaties waarin het Hof heeft aangegeven dat wel een grensoverschrijdende fiscale eenheid moet worden aanvaard. De jongste loot aan deze stam levert voor Nederland mogelijk grote problemen op. Het Hof oordeelde namelijk dat als bepaalde nadelige fiscale regelingen niet van toepassing zijn binnen een fiscale eenheid maar daarbuiten wel - bijvoorbeeld een renteaftrekbeperking op een concernlening - dit in strijd is met het EU-recht als een grensoverschrijdende fiscale eenheid niet is toegestaan. Dat doet zich nu in Nederland voor en moet leiden tot een zeer complexe aanpassing van het fiscale eenheidregime. Daar zit eigenlijk niemand op te wachten. Met dank aan het EU-recht. Dutch Caribbean kan in dit geval dankbaar zijn dat men van het EU-recht geen last heeft.