In verweer stelt Land genoeg te doen voor minvermogenden
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De stichting Hende-i-Medio Ambiente (HiMa) kan zich voor wat betreft het recht op schoon drinkwater niet beroepen op het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten (IVESCR) omdat de bepalingen in dit VN-verdrag niet bindend zijn.
Verder volgt volgens het Land uit jurisprudentie dat het recht op schoon water niet absoluut is en dat de primaire verantwoordelijkheid voor het welzijn van minderjarigen bij hun ouders ligt. ,,Het recht op water reikt niet zo ver dat het Land gehouden is ervoor te zorgen dat huishoudens met minderjarige kinderen niet van drinkwater worden afgesloten bij wanbetaling”, zo staat in de Conclusie van Antwoord gisteren van FCW Legal die optreedt namens het Land. Aangevoerd wordt bovendien dat het Land zich voldoende inspant om zoveel mogelijk ervoor te zorgen dat onvermogenden toegang tot schoon water hebben en die toegang kunnen behouden.
De Conclusie van Antwoord begint met te stellen dat het Land onderkent dat toegang tot schoon water belangrijk is voor de gezondheidszorg en dat het recht op toegang tot water als een mensenrecht kan worden beschouwd. En, zo wordt vervolgd: ,,Het Land heeft dan ook regelingen vastgesteld met het belang van toegang tot schoon water voor ogen.”
Verwezen wordt naar een Eilandsbesluit van 1978 dat de hulpverlening regelt aan on- en minvermogenden bij betaling van hun waterrekeningen. Een besluit van 1985 regelt dit ook ten aanzien van de elektriciteitsrekening. Er moet bij deze regelingen een verzoek ingediend worden bij het ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) om zo op de lijst van subsidiegerechtigden te komen. Deze lijst wordt met Aqualectra gedeeld zodat het nutsbedrijf weet dat de overheid de rekening betaalt, zo wordt uitgelegd. Verder is er onderstandsuitkering dat ook gebruikt kan worden voor de waterrekening. En naar voren wordt gebracht dat het beleid van Aqualectra bij wanbetaling zo geregeld is dat afsluiting van de waterleiding als een ultimum remedium wordt toegepast en pas na verschillende aanmaningen en herinneringen. Klanten kunnen bovendien een betalingsregeling treffen. Tot slot blijkt uit jurisprudentie: ,,Het feit dat de toegang tot schoon water een mensenrecht is, betekent niet dat het water gratis zou moeten zijn.”
‘Land spant zich onvoldoende in’
In een reactie van HiMa stelt voorzitter Yvonne Olf dat zij het niet eens is met de advocaat van het Land dat er voldoende inspanningen zijn. ,,Het land spant zich al meer dan een decennia onvoldoende in om mensen van schoon water te voorzien. De Ombudsman heeft in 2012 niet voor niets aan de bel getrokken, om dit in 2020 nogmaals te moeten herhalen. We zijn nu tien jaar verder en zitten er inmiddels meer dan 4.000 mensen zonder schoon water. Namens die gedupeerden zijn wij naar de rechter gestapt ook omdat er ontzettend veel mensen bij zijn die zelfs nog nooit een aansluiting hebben gehad.”
Zij vindt dat de schuld bij de meest kwetsbare mensen gelegd wordt als bijvoorbeeld in ogenschouw genomen wordt dat failliete bedrijven schulden achterlaten bij Aqualectra.
Olf: ,,Verder gaat het Land volstrekt voorbij aan een ambtelijk toegevoegd proces-verbaal van een beëdigde inspecteur van politie buurtregisseur, die dagelijks hiermee te maken heeft.” Volgens haar bevatten de trucks die, overigens niet regelmatig, langskomen met water, geen drinkwater, maar water voor de planten. Voor dit water moet bovendien betaald worden, dus het is niet gratis. Zij vervolgt: ,,De betalingsregeling waar het land over spreekt is een absurde opmerking. Want laten we wel wezen, veel mensen hebben onderstand, ze worden naar SOAW gestuurd voor de betalingsregeling, die daar niet aan kunnen voldoen omdat veel mensen dus niet meer dan 260 gulden per twee weken hebben, nauwelijks geld om te eten (afhankelijk voedselbank, kinderen die nog steeds zonder eten naar school gaan) wat kun je daar nu van aflossen?” En tot slot: ,,Op 28 juli 2010 is de resolutie 64/292 aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties die erkent dat het recht op schoon water en sanitaire voorzieningen essentieel zijn voor de verwezenlijking van alle mensenrechten. Het kan dus niet zo zijn dat we op Curaçao de mensenrechten dienaangaande aan onze laars lappen.”