'Vervroegde vrijwillige uitstroom is weg van minste weerstand'
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Sociaal-Economische Raad (SER), het tripartiete adviesorgaan van werkgevers, werknemers en onafhankelijke leden, stelt dat het beter is te werken aan een afgeslankt efficiënt en productief overheidsapparaat, dan aan het vervroegd afvloeien van mogelijk prima functionerende ambtenaren.
Dat staat in het jongste advies van de SER op de ontwerp-Landsverordening houdende regels voor vervroegde vrijwillige uitstroom (VVU, in Nederland de Vut genoemd), zo heeft deze krant uit betrouwbare bron vernomen.
Minister van Bestuur, Planning en Dienstverlening (BPD) Armin Konket (MAN) is gevraagd een reactie te geven op het advies. Maar hij stelt: ,,De ambtelijke commissie die het wetsontwerp heeft gemaakt zal het advies van de SER op haar merites beoordelen en vervolgens het ministerie adviseren. Daarna zal ik een voorstel doen aan de Raad van Ministers (RvM). Ik kan er geen nader commentaar op geven voordat het advies bestudeerd is en besproken in de RvM.”
Om te werken aan een ‘slanke, efficiënte en doelgerichte’ overheid moet er een goed Human Resource (HR)-beleid ontwikkeld zijn, aldus de SER. Het gaat om ‘met minder meer doen’ ten behoeve van kwalitatief hoogwaardige (en betaalbare) dienstverlening. ‘Afslanken’ van het overheidsapparaat gebeurt dan niet door een afvloeiing op basis van leeftijd maar door ambtenaren te toetsen aan efficiëntie-, kwaliteits- en effectiviteitsvereisten. ,,En (dus, red.) niet op basis van slechts het faciliteren van een al bestaand recht op vervroegd vrijwillige uittreding, met onvoldoende oog voor de desbetreffende vereisten. De SER acht het van belang dat de overheid een samenhangend pakket van maatregelen neemt gericht op het realiseren van een slanke organisatie, geplaatst binnen het kader van duurzame, gezonde overheidsfinanciën. Daartoe kan een maatregel als de VVU alleen behoren indien deze bijdraagt aan deze doelstellingen, hetgeen de SER op grond van zijn analyse betwijfelt.”
De SER begrijpt wel dat de maatregel op korte termijn leidt tot kostenverlaging, maar vindt de VVU ‘in isolement geplaatst en beleidsmatig onvoldoende ingekaderd’. ,,Deze werkwijze brengt mogelijk grote institutionele en financiële risico’s met zich mee”, zo wordt betoogd. Maar een echte impact op het overheidsapparaat wordt pas gemaakt als er gekeken wordt naar het totaalpakket van institutionele capaciteit, bestuurskracht en dienstverlening. Er moet volgens de SER eerst geanalyseerd worden welke beleidsmaatregelen leiden tot een optimalisering van de overheidsdienstverlening. SER: ,,Naar de mening van de SER is deze analyse evenwel niet gemaakt, met alle mogelijke risico’s van dien.”
En in het verlengde hiervan zou gekozen moeten worden voor een algemene stimuleringsmaatregel gericht op ‘het bevorderen van uitdiensttreding van met name die werknemers die een relatief geringe bijdrage leveren aan het primaire proces van kwalitatief hoogwaardige dienstverlening en die in verhouding tot wat op grond van hun functievereisten verwacht mag worden een relatief lage productiviteit hebben, gemeten op basis van zo veel mogelijk objectieve gronden’. De SER voegt hieraan toe: ,,Dit vereist evenwel een monitoringsysteem met ten minste performance-afspraken, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken, trainingsmogelijkheden en sancties. Oftewel een HR-instrumentarium voor beoordeling, bijsturing en indien nodig afvloeiing, dat vooralsnog niet is ingevoerd in de overheid, maar wel ingevoerd dient te worden.”
Een korte duik in het archief van het Antilliaans Dagblad maakt duidelijk dat het invoeren van een beoordelingssysteem voor ambtenaren al heel lang op de plank ligt. In 2014 en 2015 al was de toenmalige BPD-minister Etienne van der Horst met deze kwestie bezig. In 2015 legde hij uit dat er op eilandsniveau vóór 10 oktober 2010 de salarissen van ambtenaren al verbonden waren aan een beoordeling. Na de staatkundige ontmanteling zijn de Landswetten voor een groot deel overgenomen en is dit weer komen te vervallen. Later is tussen Van der Horst en het Centraal Georganiseerd Overleg Ambtenaren (CGOA) een convenant getekend dat het nieuwe beoordelingssysteem - gekoppeld aan functioneringsgesprekken - van ambtenaren bekrachtigt. Van der Horst berekende in 2015 dat een ambtenaar de overheid gemiddeld 100.000 gulden per jaar kost. In dat jaar telde het apparaat 82 inactieve ambtenaren, wat een besparing zou kunnen opleveren van 8,2 miljoen gulden.
Meer recent, in 2018, stelde de huidige minister van Financiën, Kenneth Gijsbertha (MAN), tegenover het College financieel toezicht (Cft) dat er ‘op korte termijn wederom wordt begonnen met de invoering van een beoordelingssysteem waarbij de toekenning van een trede of een eventuele gratificatie gekoppeld wordt aan de bijzondere prestatie van de ambtenaar’.
In maart van dit jaar stelde de Commissie Begrotingsdoorlichting 2019-2022 vast dat er ongeveer 400 ambtenaren zijn die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt en weliswaar tot hun 65ste kunnen doorwerken, maar die volgens hun leidinggevenden de motivatie missen om optimaal te functioneren. Maar, deze ambtenaren hebben geen incentive om nu met pensioen te gaan omdat zij er dan op inkomen achteruitgaan. Dit belet de overheid om jonge ambitieuze ambtenaren in dienst te nemen.