Van onze correspondent
Den Haag - Op Curaçao en Aruba zitten geen vluchtelingen of asielzoekers in detentie. Dat hebben de beide regeringen laten weten aan staatssecretaris Raymond Knops van Koninkrijksrelaties.
De Arubaanse regering voegt daaraan toe dat ‘minder dan 0,5 procent’ van de asielzoekers de uitkomst van hun asielaanvraag in vreemdelingendetentie afwacht.
Knops schrijft dit aan de Eerste Kamercommissies voor Koninkrijksrelaties en voor Immigratie en Asiel/JBZ, die in juli nieuwe vragen hadden gesteld over de opvang van migranten uit Venezuela. De staatssecretaris maakt nog eens duidelijk dat het kabinet niet van plan is zich met de mensenrechtensituatie in de Caribische landen te bemoeien.
De bewindsman legt opnieuw uit dat binnen de staatrechtelijke verhoudingen in het Koninkrijk de landen zelf verantwoordelijk zijn voor de naleving van mensenrechten, ook als het gaat om het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De waarborgfunctie van het Koninkrijk komt pas aan de orde als er sprake is van ‘evidente schending’ van het EVRM.
Signalen daarover kunnen de Koninkrijksregering op verschillende manieren bereiken, aldus Knops. Er zijn contacten met Amnesty International, VN-organisatie UNHCR en het Rode Kruis. Maar ook de gouverneurs en andere - ook lokale - organisaties kunnen signalen afgeven. Op dit moment zijn die geen aanleiding voor toezicht door het Koninkrijk.
Het aantal asielaanvragen is sterk gestegen, blijkt uit de cijfers van Aruba en Curaçao. Tot en met 2017 waren er op Aruba jaarlijks tien aanvragen, tot eind augustus waren dat er in 2019 al 1.553. Zij mogen, een enkele uitzondering daargelaten, de reactie op de aanvraag in vrijheid afwachten en krijgen een meldingsplicht. Een eventueel al lopend uitzettingsproces wordt opgeschort.
De staatssecretaris beschrijft ook de procedures waarop vreemdelingen een beroep kunnen doen. Op Aruba is dat een asielprocedure volgens het VN-vluchtelingenverdrag, op Curaçao alleen op basis van artikel 3 van het EVRM, het principe van non-refoulement. Uitzetting naar het land van herkomst is volgens dat principe niet toegestaan als de vreemdeling daar gevaar loopt. Knops schrijft dat die procedure op Curaçao deze zomer is aangepast aan de internationale eisen na advies van het Nederlandse ministerie van Justitie en Veiligheid.
Het aantal teruggestuurde Venezolanen bedraagt op Aruba dit jaar tot dusver 502, in 2018 waren dat er 1.159 plus negen na een gevangenisstraf en in 2017 893 verwijderingen plus elf na een gevangenisstraf. Door Curaçao zijn dit jaar tot 1 augustus 324 Venezolanen teruggestuurd. In 2018 en 2017 waren dat er respectievelijk 824 en 1.203.
Op Aruba en Curaçao is volgens Knops ook tijdelijke opvang beschikbaar voor kwetsbare groepen. Het kabinet stelt hiervoor 255.000 euro beschikbaar voor dertig opvangplaatsen bij Fundacion pa Hende Muher op Aruba en 840.000 euro voor een beschermde woongelegenheid op Curaçao. Dit geldt komt uit de 23,8 miljoen die het Nederlandse kabinet in de Voorjaarsnota beschikbaar heeft gesteld voor steun aan beide landen voor de opvang van Venezolaanse migranten.
Op Curaçao zijn op dit moment zestien aanvragen voor bescherming op basis van het EVRM in behandeling, terwijl er dertig zijn ingetrokken. Volgens de autoriteiten worden aanvragen vaak ingetrokken als blijkt dat ze niet worden vrijgelaten. Dan geven de vreemdelingen er de voorkeur aan terug te keren naar Venezuela.