Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het Openbaar Ministerie (OM) heeft de uitzettingsprocedure van de 19-jarige Surinaamse jongeman D.H. stopgezet nadat zijn moeder een klacht indiende over de gevolgde procedures.
De bezwaren, waaruit blijkt dat er verschillende fouten zijn gemaakt en ook gehandeld is tegen (internationale) wet- en regelgeving, heeft de advocaat-generaal Mario Angela gegrond verklaard.
De klacht is omvangrijk. Ten eerste heeft de procureur-generaal het bevelschrift waarin staat dat D.H. moet worden uitgezet, niet met redenen omkleed. Dit is in strijd met het Landsbesluit toelating en uitzetting. Daar komt bij dat in het bevel de uitzettingsperiode is gesteld op één week, terwijl dit zes weken moet zijn. In strijd met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), maar ook de Landsverordening administratieve rechtspraak (LAR) en de regels van een goede procesorde is D.H. daardoor de mogelijkheid ontnomen de bij wet toegekende rechtsmiddelen aan te wenden. Daar komt bij dat de uitzetting binnen een week vanaf 1 februari van dit jaar had moeten gebeuren, maar dat dit bij het schrijven van het bezwaarschrift op 3 maart nog steeds geen feit was. Al die tijd is D.H. in vreemdelingenbewaring gehouden en onrechtmatig van zijn vrijheid beroofd, wat ook in strijd is met het EVRM.
Verder klopt het niet dat D.H. op 1 februari met een ministeriële beschikking in voorwaardelijke vrijheid is gesteld uit de gevangenis waar hij wegens diefstal en inbraak een straf uitzat, en op dezelfde dag een bevel krijgt voor uitzetting. Hij wordt dus op de dag van zijn voorwaardelijke vrijheid opgesloten in een cel waar hij bovendien veel langer dan die ene week wordt vastgehouden en naar later blijkt ook nog fysiek mishandeld is.
D.H. werd voorwaardelijk vrijgelaten onder de voorwaarde dat hij een begeleidingstraject in zou gaan gericht op persoonlijke vorming en dat hij zich gedragskundig zou laten behandelen onder andere door het volgen van een behandeling tegen zijn verslaving bij stichting Fundashon Maneho di Adikshon (FMA). ,,De ministeriële beschikking en het bevel zijn conflicterend”, zo voert de moeder in haar bezwaarschrift aan. Daar komt bij dat er al een behandelplan bij de reclassering was opgesteld. ,,Het belang van D.H. is met het uitzettingsbevel ernstig geschaad”, aldus de moeder.