Als Sint Maarten (lees: politiek Philipsburg en dan in het bijzonder het parlement) in verband met het Ennia-dossier langer dwars blijft liggen of om bepaalde redenen niet meewerkt, dan moeten Centrale Bank CBCS en Curaçao zich ernstig beraden om desnoods zélf en alléén een oplossing uit te werken voor de levensvatbaarheid van de verzekeringsmaatschappij. De belangen voor met name Curaçao zijn te groot om het lot van deze verzekeraar, de polishouders en de werknemers te laten afhangen van enkel de wil of onwil van een handjevol Sint Maartense Statenleden, die momenteel vooral bezig zijn met maar één ding: de verkiezingen over twee weken.
‘Ennia in gevarenzone’, kopte deze krant afgelopen vrijdag. Niet zonder reden. De directie van de gezamenlijke Centrale Bank waarschuwt Sint Maarten dat niets minder dan ‘faillissement’ dreigt bij het uitblijven van tijdige parlementaire goedkeuring. Iets wat Curaçao al op 29 februari dit jaar deed. De belangen van Curaçao zijn dan ook substantieel groter. Het gaat om circa 30.000 polishouders, waarvan zeker zo’n 25.000 (en hun gezinnen) op Curaçao. Volgens de CBCS is ook de algehele stabiliteit van het financiële stelsel gebaat bij een oplossing, ‘ter voorkoming van sociale onrust’, en daarmee in het algemeen belang; dat wil zeggen een gecombineerde aanpak van enerzijds een afwikkeling van het slechte deel van Ennia Caribe Leven (ECL) en anderzijds een doorstart van het goede deel ervan.
Dit alles was/is nodig nadat het volgens de CBCS onder de Iraans-Amerikaanse eigenaar Hushang Ansary en zijn toenmalige bestuurders en commissarissen helemaal mis is gegaan; onder hun verantwoordelijkheid is op grote schaal geld aan Ennia onttrokken en het verzekeringsbedrijf is in grote solvabiliteitsproblemen beland. Door het structurele tekort in de beleggingsportefeuille van ECL (oud) en de doorlopende uitkeringsverplichtingen richting haar polishouders is resolutie van ECL (oud) en daarmee de Ennia Groep, zoals eerder gecommuniceerd door de CBCS, ‘noodzakelijk en urgent ter voorkoming van een faillissement’.
Dat moment komt nu snel dichterbij. Zo snel dat de Staten in Philipsburg eigenlijk nog vóór de verkiezingen van 19 augustus groen licht moeten geven. Als daartoe de wil er is, of zou zijn, dan kan deze ‘deadline’ gehaald worden. De politici op Sint Maarten hebben echter tot nu toe stellig de indruk gewekt weinig heil te zien in de Ennia-oplossing en de prijs die daarvoor moet worden betaald. Die prijs is inderdaad zeer aanzienlijk; overigens vooral voor Curaçao: 30 miljoen per jaar gedurende 30 jaar, terwijl Sint Maarten 2,3 miljoen per jaar gedurende 30 jaar dient op te hoesten en de gezamenlijke CBCS 15 miljoen per jaar gedurende 50 jaar (een halve eeuw). De reden dat Curaçao zoveel méér moet bijdragen is dat in het Hoofdlijnenakkoord wordt uitgegaan van de volgende verdeelsleutel: Curaçao: 93 procent en Sint Maarten 7 procent, gebaseerd op de polishouders die woonachtig zijn op Curaçao respectievelijk op Sint Maarten.
Dit geeft aan dat de politieke bestuurders in Willemstad er alles aan is gelegen om niet langer afhankelijk te zijn van Sint Maarten, want gezien de politieke instabiliteit bestaat de kans dat de CBCS er met Sint Maarten niet uitkomt. Het is, gelet op de verdeelsleutel, het overwegen waard om in dit geval álle verantwoordelijkheid op zich te nemen. Oók omdat een Ennia-oplossing door Den Haag is gekoppeld aan een fors lagere rente voor de covid-liquiditeitssteunleningen van 911 miljoen. Hoe dan ook moet paniek worden voorkomen. En wordt het dus tijd om Plan B uit de kast te trekken. Daarbij geldt ook en in dit verband omgekeerd: niet alleen de lasten, maar ook de lusten. Dat wil zeggen dat als Curaçao de oplossing volledig op zich neemt, dan geldt dit ook de onderliggende Ennia-activa, waaronder SunResorts met het terrein bij Mullet Bay op Sint Maarten. Kortom: hopelijk heeft de CBCS een alternatief plan klaarliggen, waarbij het Sint Maartense deel wordt afgewikkeld om te voorkomen dat Curaçao de dure rekening moet betalen.