ANALYSE van de redactie
Terwijl het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) ervan uitgaat dat de vrije zone (ook wel economische zone of e-zone) goed is voor een tiende van het bruto binnenlands product (bbp) - in 2021 zo’n 9,4 procent en dat zou vorig jaar zijn gestegen tot 9,8 procent - geeft de Centrale Bank CBCS desgevraagd aan dat de vrije zone circa 7 procent van de Curaçaose deviezen genereert.
Het is een beetje ‘appels met peren vergelijken’, maar erg veel betere meetmogelijkheden zijn er niet. De vrije zone is overigens per definitie bedoeld voor het buitenland (=export) - hoewel de regering vanaf 2023 ook de mogelijkheid wil bieden om de lokale markt te bedienen - en daarmee komt in dit geval de output van de vrije zone vrijwel overeen met de deviezeninkomsten.
Waarom deze exercitie? Het artikel ‘Vrije zone in de lift. MEO: Drie industrieparken goed voor bijna 10% economie’ in het Antilliaans Dagblad van 24 januari dit jaar kwam de krant, hoewel volledig gebaseerd op de toen recent uitgebrachte ‘Economic Outlook 2023’ van MEO - en als zodanig ook als bron vermeld - op weinig malse kritiek te staan van enkele lokale economen.
Aandeel van vrije zone in Curaçaose economie
Zelf willen (lees: durven) ze niet met naam genoemd worden (dat gebeurt wel vaker met de beste stuurlui die aan wal staan), maar het kwam erop neer dat de inhoud niet correct zou zijn: ,,Grotere onzin heeft nimmer de pagina’s van uw doorgaans goed geïnformeerde blad bereikt. Dit klopte niet ten tijde van de hoogtijdagen van de vrije zone en nu is het helemaal BS.”
Verzoeken aan deze economen om zelf met een onderbouwd tegenbericht en vooral cijfermateriaal te komen, bleven helaas onbeantwoord. Terug naar de Outlook: Volgens de MEO-uitgave was de vrije zone - bestaande uit drie parken: Airport Free Economic Zone, Harbor Free Economic en Industriepark Brievengat - in 2020 goed voor 9,1 procent van het bbp, namelijk met een waarde van 352,7 miljoen gulden.
Dit aandeel van de vrije zone binnen de Curaçaose economie steeg volgens MEO in 2021 naar 9,4 procent en in 2022 geschat mogelijk zelfs 9,8 procent. In totaal werken er volgens het ministerie van minister Ruisandro Cijntje (PNP) in de drie parken ongeveer 1.239 personen voor alle bij elkaar 145 daarin gevestigde bedrijven. Ook over het aantal werknemers wordt ‘lacherig’ gedaan door de genoemde economen: ,,Dat gelooft toch niemand!”
Overheids-nv Curinde, de facilitator en beheerder van deze zones, verwijst desgevraagd naar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en stelt: ,,Conform de CBS is de sector ‘Wholesale and retail trade’ (sector waaronder onder andere de activiteiten van Curinde vallen) goed voor 352,7 miljoen over 2020 en 378,1 miljoen over 2021. Het totale bbp bedroeg 3.873 miljoen (2020) en 4.036,9 miljoen (2021). In percentages is dat 9,1 procent en 9,4 procent. Voor 2022 is geschat 9,8 procent.” ‘Wholesale and retail trade’ omvat meer dan alleen de e-zone.
Van het CBS zelf blijft het antwoord op vragen van deze krant vooralsnog uit. Data en vooral betrouwbare data, dat is een probleem op Curaçao en ook de andere Caribische (ei)landen van het Koninkrijk. Elke rapportage weer wijst het Internationaal Monetair Fonds (IMF) op het ontbreken van juiste en vooral ook actuele data. Om toch na te gaan of MEO er met de Outlook ver of juist niet naast zit, werd door deze krant ook de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) ingeschakeld.
Na enige tijd komt er van de CBCS een Excelsheet, wat de redactie zelf mag bestuderen en analyseren, met getallen en percentages over de ‘Breakdown foreign exchange earnings from the export of goods and services in Curaçao: In millions NAf. and as percentage of total earnings from the export of goods and services in Curaçao’.
Voor de cijfers van de vrije zone wordt verwezen naar ‘Merchandise’ (met een getal erachter) en ‘of which free zone’ (met een lager getal). Dit laatste bedroeg 223,7 miljoen in pre-coronajaar 2019; goed voor 7 procent van alle deviezen. In coronajaar 2020 viel dit terug tot 157,8 miljoen, maar omdat álle bedrijfssectoren zwaar terugvielen was dit goed voor een gestegen aandeel van 8,7 procent van de deviezen. In het daaropvolgende jaar, 2021, waren de deviezen die met de vrije zone werden verdiend nog maar 164,2 miljoen; goed voor 7,2 procent. Over 2022 heeft de CBCS nog geen cijfermateriaal.
Wat valt hieraan op? Op de eerste plaats dat de bbp-cijfers van MEO (lees: Curinde en lees: CBS) hoger uitvallen dan de deviezen-cijfers van de Centrale Bank. Verder óók dat het aandeel waar MEO van uitgaat 2 tot 3 procentpunt hoger bedraagt dan waar de CBCS op uitkomt; namelijk 9 tot bijna 10 procent versus 7 tot 7,2 procent in de gewone jaren. Daarbij moet er rekening mee worden gehouden dat percentages relatieve aandelen aangeven. Dat is van belang omdat de raffinage al in 2019 was teruggevallen tot 4,7 procent (aandeel deviezen) en zelfs nihil in de daaropvolgende jaren, maar dat ‘travel’ (toerisme) is gegroeid tot een aandeel van 36 tot bijna 40 procent.
Dat het ‘niet goed gaat’ met de e-zone, blijkt uit het (dreigende) vertrek van vrijezonehandelaren en de zo op het oog leegstand in de parken, alsmede het feit dat de ministers van Financiën en MEO samen onder meer fiscale incentives-maatregelen treffen om tegemoet te komen aan de zorgen en wensen van ondernemers in de e-zone. Zo is er een werkgroep ingesteld die op korte termijn met voorstellen moet komen om het e-zone-regime zodanig te herzien dat dit enerzijds weer zodanig aantrekkelijk wordt dat gevestigde bedrijven ‘hier willen blijven’, maar dat ook nieuwe bedrijven aangetrokken worden door de hier geboden faciliteiten. Deze bedrijven leveren niet alleen deviezen op, maar zijn ook belangrijk voor de werkgelegenheid die verloren zou gaan als ze vertrekken, bijvoorbeeld naar elders in de regio waar diverse landen nog steeds een bijzonder (winstbelasting)tarief hanteren.
Hopelijk draagt deze informatie ertoe bij dat de economen en de ‘Economenclub’ zich niet enkel in hun eigen schulp terugtrekken en ophouden, maar ook vaker - met naam en toenaam - een kritisch-constructieve bijdrage leveren aan het maatschappelijk debat; zodat de samenleving ook wat heeft aan hun kennis, kunde en ervaring.