Waar op Curaçao (Aruba en Sint Maarten) in verband met de Landsverordening normering topinkomens (LNT) zoveel om te doen is - en eigenlijk al is geweest sinds 2016, want zolang wordt het op Curaçao al geprobeerd - trad in Nederland op 1 januari 2013 de Wet normering topinkomens (WNT) in werking.
Het is goed om nog eens aan te geven wat het doel van de wet/landsverordening is: het tegengaan van bovenmatige bezoldigingen en ontslagvergoedingen bij instellingen in de (semi)publieke sector, onder andere door deze openbaar te maken en aan een maximum te binden.
Naast deze beoogde effecten kunnen er na invoering van de wet ook neveneffecten optreden; dat laatste is waar vooral de direct betrokken directeuren en bestuurders van overheids-nv’s en -stichtingen op Curaçao op wijzen, met name door aan te geven dat de wet niet alleen negatief uitpakt voor de top, maar ook de subtop en feitelijk zelfs de héle overheidsgelieerde entiteit.
De WNT is in Nederland in 2020 door het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) geëvalueerd. Uit dit onderzoek blijkt dat er inderdaad veranderingen zijn opgetreden sinds de invoering van de wet om topinkomens te normeren. Zo is de beloning van bestuurders in de periode na de invoering ervan ‘afgenomen’ (dat was/is ook het doel, red.). Ook heeft het inkomen van overige medewerkers in zekere mate meebewogen met de gewijzigde bezoldiging van de bestuurders van deze instellingen. ,,Met name voor medewerkers in de laag direct onder het bestuur, de zogenaamde subtop, zijn de inkomens licht gedaald.” Licht gedaald, niet dramatisch of aanzienlijk.
Ook de arbeidsmobiliteit verschilt: in recente jaren wisselen (in Nederland) minder bestuurders van functie en zij nemen minder vaak een nieuwe functie bij zo’n WNT-instelling aan. Maar in de doorstroom vanuit de subtop van de eigen organisatie naar een bestuursfunctie is géén afname zichtbaar sinds de invoering. Integendeel.
,,De samenstelling van de leden van het bestuur van WNT-instellingen is meer divers geworden wat betreft leeftijd, geslacht en migratieachtergrond, hoewel dit verschilt per sector.” En: hoewel het meten van de kwaliteit van het bestuur lastig bleek, neemt de eerdere bestuurservaring van nieuw aangetreden bestuurders niet af sinds de inwerkingtreding van de wet.
Het CBS in Nederland heeft ook gekeken naar het inmiddels lokaal op Curaçao veel besproken ‘loongebouw’. Uit het onderzoek blijkt dat bij na de invoering van de wet in 2013 het inkomen van de subtop ook daalt wanneer het inkomen van het bestuur daalt. ,,De afname in het inkomen van de subtop is echter minder sterk dan de afname bij het bestuur, waardoor medewerkers in de subtop in verhouding tot het bestuur meer gaan verdienen.” De onderzoekers stellen dat er tekenen zijn ‘dat het loongebouw vlakker wordt’ (maar de evaluatie meldt niets over nadelige effecten voor de inkomensgroepen ónder de subtop, red.).
Er is ook nog een ander onderzoek; door Ecorys in 2015 naar ‘niet-beoogde effecten’ in opdracht van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), toevallig ook het Haagse ministerie waar de Caribische landen mee te maken hebben. Deze evaluatie zegt het volgende over de vermeende gevolgen van het ‘loongebouw’: het drukkend effect ‘op de top van het loongebouw’ in de WNT-sectoren ‘achten we aannemelijk’. Uitgelegd wordt dat in een aantal sectoren het als zeer ongebruikelijk wordt beschouwd als een topbestuurder een lagere bezoldiging kent dan andere medewerkers in de organisatie. Dit hangt samen met de gedachte dat een topbestuurder uiteindelijk de meeste verantwoordelijkheid draagt en daarom de bezoldiging daar ook het hoogst dient te zijn.
,,In deze organisaties zal waarschijnlijk een aanpassing van het loongebouw plaatsvinden, in elk geval in de top van het loongebouw. Of uiteindelijk het gehele loongebouw wordt aangepast, achten we minder aannemelijk omdat daarvoor cao-afspraken moeten worden aangepast.” Aldus Ecorys.
Over cao (collectieve arbeidsovereenkomst) gesproken; de directie van Aqualectra op Curaçao liet in een recente brief aan de drie vakbonden binnen het nutsbedrijf weten ‘de gemaakt cao-afspraken niet meer te kunnen garanderen’; het is onduidelijk hoeveel van de werknemers die niet in de top en/of subtop zitten wel tot de categorie ‘topinkomens’ behoren.
Over de topfunctionarissen zelf - die op Curaçao een ‘braindrain’ vrezen - zegt Ecorys (over de situatie in Nederland): Het is aannemelijk dat processen van werving en selectie van topfunctionarissen onder de wet normering topinkomens moeilijker (gaan) verlopen. ,,Het aantal kandidaten zal afnemen, waardoor de selectie wordt bemoeilijk en/of er reageren nieuwe doelgroepen, wat inhoudt dat mogelijk de wijze van prioritering en selectie van kandidaten veranderd moet worden. Het gaat hier voornamelijk om een tijdelijk effect.”
Een ‘twijfelachtig effect’ noemt Ecorys de mogelijke gevolgen voor de uitstroom van topfunctionarissen uit de (semi)publieke sector. ,,Het is onduidelijk of de WNT leidt tot uitstroom van topfunctionarissen vanuit de WNT-instellingen naar niet-WNT-instellingen of naar het buitenland. Hoewel er aanwijzingen zijn dat een deel van de topfunctionarissen de overstap overweegt naar een functie die niet onder de WNT valt, is er sprake van veelal gescheiden arbeidsmarkten en onduidelijkheid of bestuurders de stap daadwerkelijk gaan zetten.” Hoe dan ook zou het volgens Ecorys ‘uiteindelijk om een tijdelijk effect gaan’. ,,De uitstroom van in de markt geïnteresseerden en voor de markt capabele topfunctionarissen komt op enig moment tot stilstand.”
Tot slot nog iets over het ‘effect op de motivatie’. Het is volgens de onderzoekers ‘twijfelachtig’ of de motivatie van topfunctionarissen door de normering wordt beïnvloed. De verwachting is dat een deel van het zittend personeel - met name de sterk extrinsiek gemotiveerden - minder gemotiveerd raakt voor de functie op het moment dat de verlaging van de bezoldiging hen direct raakt. ,,Tegelijkertijd zal bij vertrek van met name extrinsiek gemotiveerde topfunctionarissen er een grotere populatie van met name intrinsiek gemotiveerden ontstaan.”
Als grootste nadeel en ‘aangetoond effect’ geldt volgens Ecorys de tijdelijke toename van administratieve lasten. Er bleek bij invoering weinig tot geen rekening gehouden met een aantal factoren die invloed hebben gehad op de administratieve lasten. Zo is de inzet van extra en hoogwaardige expertise in veel organisaties nodig gebleken. Maar voor het grootste deel betrof een tijdelijk effect. Inmiddels zijn veel organisaties door een leercurve gegaan en is de regelgeving verduidelijkt.
Naar de situatie op Curaçao: hoewel de directeuren in een ‘position paper’ een reeks nadelige neveneffecten benoemen, stellen zij ook met nadruk en bij herhaling het eens te zijn met normering’, alleen de hoogte van de normering blijft nog een punt: in plaats van 263.000 gulden per jaar, zoals opgenomen in de Landsverordening, komen zij bij 130 procent van de minister-president-norm vooralsnog uit op 535.000 gulden per jaar. Een verschil van (slechts) 272.000 gulden.
WNT
Het wettelijk bezoldigingsmaximum bedroeg bij inwerkingtreding van de WNT 130 procent van het salaris van een minister, ofwel 228.599 euro. Met de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT (ook wel ‘WNT-2’) op 1 januari 2015 is het wettelijk bezoldigingsmaximum verlaagd naar 100 procent van het ministersalaris, ofwel 178.000 euro. Voor 2022 is het algemene bezoldigingsmaximum vastgesteld op 216.000 euro. Door de overgangsregeling wordt pas vanaf 2017 de bezoldiging van zittende topfunctionarissen stapsgewijs afgebouwd in een proces dat kan duren tot en met 2022.