Voormalig staatssecretaris Knops van Koninkrijksrelaties had de consensusrijkswet Coho nog vóór het zomerreces, als het (echt) warm wordt in Nederland, willen laten aannemen. Zijn opvolger Van Huffelen stemt ermee in dat er pas ná het reces, in augustus, verder wordt gepraat. Voordat er dan ook - tot en met de Eerste Kamer - overeenstemming zal worden bereikt, is het zo weer koud en wie weet weer opnieuw warm. Tot die tijd gaat Coho de ijskast in. Ofwel ‘on hold’.
De drie Caribische landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten zijn nu op voorstel van de staatssecretaris aan zet. Het is aan de CAS-eilanden om over twee maanden met een uitgewerkt beleidsstuk te komen waarin zij richting geven aan hoe nu (wel) verder. Het gaat dan om het orgaan en de aansturing, om financiering en autonomie; want dát er hervormingen moeten komen, daarover zeggen de Caribische landen het met de Nederlandse regering eens te zijn. En dat gaat, volgens de voortgangsrapportages, tot nu toe best goed aan de hand van de Landspakketten en Uitvoeringsagenda’s (vooralsnog gecoördineerd door de Tijdelijke Werkorganisatie, TWO, de voorloper van wat het Coho had moeten worden). Overigens ging het tot nu toe om het ‘makkelijke’ deel van de hervormingen: het in kaart brengen, allerlei nulmetingen, onderzoek en de intentie tot; het daadwerkelijk hervormen moet nog altijd gebeuren.
Terug naar de rijkswet, waar dus consensus voor vereist was/is. Die consensus was er wel en dan weer niet. De regeringen wijzen na elke afspraak telkens naar hun parlementen, die voortdurend bezwaren maken, en zeggen dan: het lukt niet. En medio 2022 is er geen momentum meer, anders dan in 2020 toen Den Haag mede onder druk van de coronacrisis en met behulp van een flinke zak geld bepaalde medewerking kon doordrukken. Nu kiest Nederland eieren voor zijn geld. Als het niet linksom lukt via Coho, dat veel weerstand oproept in de drie parlementen op de eilanden, dan maar rechtsom iets wat mogelijk wél werkt. Want het gedraal leidt tot niets dan uitstel.
De CAS nemen het op zich iets te formuleren, wat als groot voordeel heeft dat daarmee het ‘ownership’ van de eilanden geen issue meer zal zijn. Het is daarmee een pragmatische oplossing, waarbij de rollen worden omgedraaid: niet Nederland moet (telkens) bedenken wat er dient te gebeuren om de noodzakelijke hervormingen op de eilanden in te bedden, maar de CAS-regeringen moeten iets presenteren wat ook voor Den Haag aanvaardbaar is. Want niets doen en bij de eerste de beste tegenwind ervan uitgaan dat Nederland bijspringt, daarvoor is het geduld in Den Haag langzaamaan wel op.
Hervormingen dwingend opleggen werkt niet. Er is een simpele keuze: ofwel het gehele bestuur overnemen, of de betrokken landen doen het zelf. Dit laatste verdient natuurlijk de voorkeur en daartoe krijgen ze nu de kans; en dat is een goede zaak. Beter dan de regelrechte patstelling waar het Koninkrijk op afstevende. Het momentum (voor Coho) is er kennelijk niet meer, de urgentie is echter zeker niet minder geworden. Want de opleving van het toerisme heeft niets structureels opgelost voor de eilanden. Covid-19 komt misschien terug, de oorlog in Europa kan nog lang duren en heeft een desastreus effect op prijzen. De inflatie slokt momenteel elke groei op.
De opeenvolgende crises hebben duidelijk gemaakt dat autonomie een leeg begrip is als je niets doet om kwetsbaarheden te verminderen. Er is nog veel werk aan de winkel, zelfs om als land daadwerkelijk aan de meest basale behoeften en noden van de burgers te (kunnen) voldoen. Van Huffelen kijkt vast en zeker met belangstelling uit naar het gezamenlijke CAS-scenario, maar zal geen carte blanche hebben gegeven: Overtuig mij maar, lijkt ze te zeggen. De bewindsvrouw stelt zich diplomatiek coöperatief op, maar houdt intussen haar kruit droog, in het besef dat ze ook de collega’s in het kabinet-Rutte en de Tweede en de Eerste Kamer moet overtuigen. Onderwijl staat Coho fris in de ijskast.