Amper twee maanden geleden (eind augustus) werd door de regering van Curaçao ter overbrugging van het vierde kwartaal 2021 een verzoek ingediend voor liquiditeitssteun van 323,7 miljoen gulden. Een maand later (in september) gevolgd door een persbericht van het ministerie van Financiën waarin uit de doeken wordt gedaan dat verzocht was om een lening van 203 miljoen. Vorige maand (oktober) bleek uit de toen jongste prognose dat Curaçao afstevende op een liquiditeitstekort van 131,6 miljoen per 31 december aanstaande. Maar nadat de Rijksministerraad (RMR) vrijdag jongstleden instemde met (slechts) 76 miljoen aan financiële steun, laat Financiënminister Javier Silvania (MFK) weten dat er geen vuiltje (meer) aan de lucht is en er haast geen cashflowprobleem meer bestaat; rond de jaarwisseling zal er hooguit 2 miljoen aan liquide middelen te weinig beschikbaar zijn.
Vooropgesteld, een tekort van 2 miljoen betekent nog altijd een tekort en dus lege Landskas, zelfs méér dan leeg. Onvoldoende om als overheid op fatsoenlijke en verantwoorde wijze te functioneren. Echter, plotseling ziet de toestand van ’s landsfinanciën er een stuk beter uit. Gelukkig maar. Maar wat is er dan gebeurd? De bewindsman voert allerlei redenen aan. En grotendeels lijken die plausibel en zelfs toe te juichen, bijvoorbeeld waar hij aangeeft dat er door opgeschroefde compliance-maatregelen meer aan belastingen is binnengehaald en vooral dat deze regering ‘een beheerst uitgavenpatroon’ nastreeft. Hopi bon! Als het maar niet zo is dat de minister om strategische redenen doet voorkomen dat sprake is van een zonniger beeld, om later toch een ander verhaal te horen.
Bij de liquiditeitspositie is het ook maar de manier waarop je ertegenaan kijkt. Het College financieel toezicht (Cft), dat ‘zuinigjes’ adviseerde de renteloze steun ditmaal te matigen tot 76 miljoen, is daarin enigszins beperkter dan hoe de minister het (in elk geval tot voor kort) graag zou zien. Met een andere berekening ziet het er ineens beter uit. Wellicht ook dat men in regeringscentrum Fòrti denkt dat het strategisch slim is nu te doen alsof alles financieel koek en ei is. Maar de werkelijkheid is natuurlijk een stuk weerbarstiger. Alom is er geldgebrek. Grondig, chronisch én structureel. Vraag dat maar aan de Federatie Zorginstellingen. Want hoe zit het bijvoorbeeld met het (tijdelijk) niet (volledig) voldoen aan subsidieplichten? Of met het op de lange baan schuiven van betalingen aan leveranciers en andere crediteuren? Ook kan men de situatie verbloemen door een eenmalige impuls aan de belastinginning te geven, bijvoorbeeld door korting op eerdere aanslagen. Maar dan is de regering ook dief van de eigen (Lands)portemonnee.
Alles wijst erop dat Silvania en zijn partijleider/premier Gilmar Pisas op dit moment een gunstiger beeld van de staat waarin de overheidskas zich bevindt willen presenteren. Als dat ook de werkelijkheid reflecteert, dan is dat alleen maar bijzonder welkom. Maar het kan ook zijn dat beiden onder druk staan van een deel van MFK en hun adviseurs, die liever meer afstand willen van Nederland en alle lastige hervormingsvoorwaarden die Den Haag stelt. In dit verband valt het op dat de regeringsleider zelf steeds meer (grote) onderwerpen uit handen geeft.
Bij de cashflow van elke organisatie en dus ook van een land is het zo dat, zolang er niet een rechter is die zegt ‘binnen twee weken betalen’, er relatief veel ruimte is om verplichtingen uit te stellen. Iemand hoeft geen financieel expert te zijn om te weten dat het ongeveer zo moet werken. Lovenswaardig is het zeker wel dat deze minister van Financiën ‘meer op de centen zit’ en minder dan zijn voorganger(s) de neiging heeft om toch maar weer onbezonnen uitgaven te doen. De toekomst zal het leren.