Sinds 10 juli is er feitelijk nog weinig veranderd (lees: verbeterd) wat betreft een gewenst én noodzakelijk akkoord tussen Nederland en de drie Caribische landen van het Nederlands Koninkrijk: Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Het ‘moederland’ en de autonome voormalige eilanden van de Nederlandse Antillen staan vrijwel lijnrecht tegenover elkaar, terwijl de grootste crisis in decennia woedt en voorlopig nog (lang) niet uitgeraasd is.
Het water staat de eilanden tot aan de lippen, zo blijkt onder meer uit een ‘alarmbrief’ van de Arubaanse zorgsector. De zorg op het status aparte-eiland dreigt nu echt om te vallen, zeggen acht verschillende medisch gerelateerde beroepsverenigingen aan de regering-Wever-Croes. Deze zelfde regering in Oranjestad kan geen kant op en laat min of meer gelijktijdig weten de salarissen over september niet te kunnen betalen.
Op de andere eilanden is de situatie niet veel beter, hoewel de Curaçaose minister Kenneth Gijsbertha van Financiën voor de tv verklaart dat het niet uitbetalen van ambtenaren wel het laatste is wat de regering-Rhuggenaath doet; de belastinginkomsten zijn weliswaar enorm geslonken, maar nog wel voldoende om de ambtenarij te voldoen. Belastingen worden echter dóór iedereen opgebracht, waaronder (voornamelijk) door het bedrijfsleven, en ook vóór iedereen. Door het overheidspersoneel wél te betalen zal de bewindsman moeten kiezen om anderen níet te betalen; zoals leveranciers (bedrijven, die wel geacht worden zich aan hun belastingplicht te houden) of nog even te wachten met de afdracht van sociale premies. Een onhoudbare toestand, net zoals op Sint Maarten en Aruba.
De Nederlandse staatssecretaris Raymond Knops (CDA) van Koninkrijksrelaties was in juli aanvankelijk nog bijzonder optimistisch over het binnen enkele dagen bereiken van overeenstemming met Aruba. Maar een ‘deal’ is er bijna twee maanden later nog niet. Met Aruba is het gesprek ongeveer anderhalve week geleden stilgevallen nadat de Staten eigen voorstellen hebben gedaan die in de ogen van Knops geen basis voor een gesprek kunnen zijn. Namelijk Landsverordeningen, in plaats van een (consensus)Rijkswet, van alle scherpe en van duwkracht voorziene randjes ontdaan.
Van Sint Maarten komen van regeringszijde geen reacties, na een kansloze poging met een eigen voorstel van een aantal weken terug, hoewel ook daar in de samenleving inmiddels tekenen van toegenomen onrust zichtbaar en hoorbaar zijn. Hoewel Sint Maarten met de orkanen wel wat gewend is, zijn de effecten van ook deze ‘stille orkaan’ desastreus.
En Curaçao is - ondanks de negatieve politieke toon van met name MAN - eindelijk voorzichtig het gesprek begonnen, maar (nog) niet met de snelheid dat er uitzicht op een akkoord is deze week. Voor Nederland geldt en blijft gelden dat er niet kan worden afgedaan aan de essentialia. Knops is deze week op Curaçao; het is te hopen dat de komende dagen bemoedigende teksten kunnen worden uitgesproken.
Ondanks speculaties vooral van pressiegroepen buitenaf hierover, is er geen deadline. Het voorstel dat Nederland op 10 juli in de Rijksministerraad (RMR) heeft ingebracht is afgewezen door Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Dus is het formeel van tafel. Het kan weer terugkomen als de landen - of één ervan - het weer op de agenda brengen. Maar dat moeten ze dan ook wel dóen.
Intussen neemt de druk vanuit de gemeenschappen om in te stemmen met de voorgestelde Rijkswet Caribische Hervormingsentiteit (CHE), of om ten minste in dialoog te gaan en blijven, toe. Dat laatste is natuurlijk ook van toepassing op Nederland. Knops en het kabinet-Rutte willen consensus feitelijk afdwingen, wat een soort contradictio in terminis is.
Zoals professor Frank Kunneman onlangs haarfijn uitlegde: het probleem is niet dat het om een Rijkswet gaat, zolang die Rijkswet maar op consensus is gebaseerd. Die consensus is echter illusoir door de explosieve combinatie van diverse elementen, waaronder de mate van ‘ingrijpendheid’ van de voorgestelde regeling; de op voorhand kennelijke fundamentele constitutionele gebreken aan het ontwerp; een extreem korte tijd om ‘ja’ te zeggen; en de koppelverkoop van een akkoord met deze regeling (‘tekenen bij het kruisje’) als voorwaarde voor het vrijgeven van de absoluut noodzakelijke derde tranche liquiditeitssteun.
Ondertussen moeten Curaçao en Sint Maarten nog steeds aan de voorwaarden van de tweede tranche voldoen. Stukken daarvoor moesten uiterlijk gisteren liggen bij het College financieel toezicht (Cft), zodat de eerstvolgende RMR daarover kan beslissen. Gezien de urgentie van de situatie is het uitblijven van een akkoord voor de landen dus uitermate zorgelijk. Met de dag meer.
Dat is vooraleerst de verantwoordelijkheid van de drie eilanden zelf, maar óók van Nederland. Het moederland kán niet wegkijken of weglopen, want bij een onvermijdelijke economische, sociale en monetaire instorting in het geval overeenstemming uitblijft, wordt Nederland min of meer gedwongen over te gaan tot het instellen van een Algemene Maatregel van Rijksbestuur (artikel 51 lid 1 Statuut). Dat is op papier eenvoudig te regelen, met een pennenstreek, maar de Caribische landen vanuit Den Haag besturen zal in de praktijk geen sinecure blijken. Negatief geformuleerd, maar positief bedoeld: de vier landen van het Koninkrijk zijn tot elkaar veroordeeld en dienen zich, in het belang van de burgers - overigens allemáál ‘Nederlanders’ - daar ook naar te gedragen.
Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant.