Een politieke klucht. Er is eigenlijk geen ander woord voor de manier waarop een substantieel deel van de Curaçaose politieke elite de laatste weken is omgegaan met de toelating van PAR-Statenlid Elhage om daarmee het eigen parlement simpelweg weer op normale, volle sterkte te krijgen, waardoor er ook weer bestuurd kan worden. Onnodig en kostbaar tijdverlies in een periode dat het land wordt geconfronteerd met de ernstigste crisis in vele decennia en niet langer in staat is zélf de financiën op te brengen om de eindjes aan elkaar te knopen. Alsof de gekozen volksvertegenwoordigers - in dit geval van de oppositie - niets anders te doen hebben dan een spelletje ‘dwarsliggen’, terwijl een aanzienlijk deel van hun electoraat het zwaar te verduren heeft door de coronacrisis en bijna crepeert.
Het lukte gisteren dan eindelijk om met behulp van één van de tien oppositieleden de vergadering doorgang te laten vinden, waardoor het 21e Statenlid aan het werk kan. Dat gebeurde met ‘hulp’ van MP-lid Moses, maar pas nadat de rechter haar daartoe had bevolen. Het is bedroevend en tegelijk beschamend dat het zover heeft moeten komen. Dat een macht buiten het parlement hiervoor nodig is, terwijl gouverneur George-Wout al eerder haarfijn schriftelijk had uitgelegd hoe het procedureel zit. Nu is de focus gericht op Moses, maar hetzelfde geldt natuurlijk ook voor de overige leden van de oppositie: MFK (Pisas), KdNT (Dos Santos), PS (Córdoba) en vooral het onafhankelijke lid Calmes, die tot voor kort zelf nog volop profiteerde van het deel uitmaken van de coalitie. Opportunistische politiek die niets te maken heeft met het dienen van ’s lands belang.
De terughoudende opstelling van het gerecht is, gezien de scheiding der machten, begrijpelijk. Buitengewoon zorgelijk is en blijft dat de overige leden van de oppositie zich antidemocratisch opstellen en de door hen afgelegde eed of belofte schaamteloos schenden. Kunnen kiezen en gekozen worden zijn fundamentele rechten, vastgelegd in de Curaçaose Staatsregeling en internationale verdragen. Met het vonnis dat nu is gewezen zullen sommige leden van de oppositie ongetwijfeld denken dat ze ongestraft obstructie mogen plegen. Maar die gedachte is (uiteraard) onjuist. Als zij de fundamenten van de democratie blijven aantasten, zal ingrijpen door de burgerlijke rechter onvermijdelijk zijn. Wat dat betreft verschaft dit vonnis hen geen vrijgeleide. Degenen die de wil van de kiezers op deze wijze negeren, horen niet thuis in de Staten.