De Centrale Bank CBCS adviseert negatief over de solidariteitsheffing en wijst de overheid op de benodigde kostenbesparingen. Ook al stelt minister van Financiën Kenneth Gijsbertha (MAN) tijdens de persbriefing van maandag dat er de afgelopen jaren al voor een paar honderd miljoen is omgebogen, het is - kennelijk - niet voldoende (geweest). Bovendien blijkt uit het voorstel van de ‘minFin’ helaas vrijwel niets van kostenbesparingen, ondanks het feit dat de coronacrisis in alle hevigheid is losgebarsten.
Zowel op de analyse van de CBCS naar de macro-economische effecten als op het ‘praatstuk’ van minFin Gijsbertha - met behalve veel taalfouten ook bepaalde onjuistheden - valt veel af te dingen. Opmerkelijk is daarbij dat de Centrale Bank op verzoek van Gijsbertha uitgaat van een vaste heffing van 10 procent gedurende zes maanden, terwijl de bewindsman zelf drie verschillende tarieven hanteert gedurende acht maanden.
De financiële doorrekening van de in het stuk van de minFin opgesomde maatregelen ontbreekt. Het is dan ook de vraag op basis waarvan de Raad van Ministers (vandaag) ‘ferme besluiten’ gaat nemen. Ook is volstrekt onduidelijk hoeveel dit pakket gaat opleveren of misschien - andersom - juist wel zal gaan kosten. De CBCS is alleen gevraagd over één aspect te adviseren (de solidariteitsheffing) en niet over het pakket aan maatregelen dat nu ter discussie en besluitvorming is voorgelegd.
Dan over de ‘voorstellen’; waarom nu midden in de coronacrisis een ‘inkeerregeling’, terwijl Curaçao op het punt staat met de internationale uitwisseling van belastinggegevens te starten? Het is onduidelijk wat dit voorstel oplevert en welke meerwaarde het heeft om ‘inkeerders’ te belonen ten opzichte van degenen die altijd wel netjes voldeden.
Terecht lijkt de CBCS met een negatief advies te komen over de solidariteitsheffing. Hiervoor moet zo veel overhoop worden gehaald, ervan uitgaande dat het ‘flankerend’ beleid ter gedeeltelijke compensatie geldt. Dan is het mogelijk beter om alles bij het oude te laten en de uitvoeringsorganisaties te versterken, zodat dit tot hogere belastingopbrengsten leidt (er staat nog altijd nominaal voor een paar miljard open). De regeling sec zou netto slechts 67,2 miljoen gulden opleveren, maar met een negatief effect op de bestedingen omdat de overheid een groot deel gebruikt om eigen (begrotings)gaten te vullen. Daarnaast zorgen flankerend beleid en ‘economische impulsen’ voor een verdere afname van de netto-opbrengst. Dus waar doet het kabinet het dan allemaal voor? Voor 2020 was 100 miljoen aan meeropbrengsten begroot door de invoering van de algemene bestedingsbelasting (abb) in plaat van de omzetbelasting (ob). Dit wordt nu losgelaten als het aan de minFin ligt. Wat is de impact van dit ‘praatpunt’ op de begroting? Maar dan: 9 procent ob ‘over de hele linie’, schrijft de bewindsman. Dus ook over medicijnen en primaire levensbehoeften (Makutu Básiko). Dat moet een vergissing zijn.
En ‘afschaffen aftrekrecht’ staat er letterlijk tussen de regels, maar dit heeft een enorm prijsverhogend effect. Het betekent dat de ob die bij invoer wordt betaald niet langer in mindering mag worden gebracht op de ob die bij verkoop wordt ingehouden en afgedragen. Importeurs, bijvoorbeeld de grote supermarkten, gaan dus dubbel ob moeten betalen: bij inkoop en bij verkoop. Met prijsverhogingen in de supermarkten tot gevolg. Dat geldt overigens ook voor autobedrijven, bouwmarkten etc. Dus een sterke stijging van de inflatie.
Dan vervroegde (ook gedwongen?) uittreding van ambtenaren; dat gaat dit crisisjaar alleen maar extra geld kosten. Voordelen zijn er pas in de latere jaren. Overigens is het wel goed om veel van dit ‘dode hout’ te verwijderen. Het zou in totaal om 608 ambtenaren gaan. Een gerichte individuele aanpak/selectie lijkt echter beter dan de kaasschaafmethode. Er zijn namelijk zeker ook waardevolle ambtenaren, die de overheid zou moeten willen behouden.
De minFin stelt verder voor om speciale kortingen te geven op openstaande oude studieleningen. De werkelijkheid is dat Stichting Studiefinanciering Curaçao (SSC) schulden nauwelijks invordert. Het is zeer de vraag of men met een korting wel zal gaan betalen. Wellicht moet de invordering hiervan bij de Ontvanger worden ondergebracht, er overigens wel van uitgaande dat het compliance-project wordt voortgezet.
Introductie van ‘e-Residency’ conform Estonia (Estland) om meer bedrijven/entrepreneurs aan te trekken. Dat klinkt vernieuwend en is creatief bedacht, maar de daadwerkelijke vestiging van bedrijven zal nog een tijd kunnen duren. Ondernemingen die overwegen om van ‘residency’ te veranderen, kijken in eerste instantie naar een stabiele regering, servicegerichtheid, ‘red carpet’ en dan pas naar de fiscaliteit.
Over red carpet gesproken. De minister wil ‘introductie red carpet per uiterlijk 1/7/2020’, zo staat er in het praatstuk. Maar … ‘red tape to red carpet’ wás toch al in 2018 geïntroduceerd met een bij Landsbesluit ingestelde commissie?
Dan het voorgestelde flankerend beleid: met een verlaging met 25 procent van de OZB-opbrengsten (onroerendezaakbelasting) is er minimaal 10 miljoen per jaar dat wordt ‘weggegeven’. Met welk doel? Huizen met een hogere waarde behoren meestal toe aan personen met hogere inkomens. Met de reductie is er dus ook geen of minder herverdeling van inkomen. Er waren juist meeropbrengsten voor de OZB begroot dit jaar, maar die vallen hiermee dus weg.
De kosten van onderhoud van de eigen woning weer aftrekbaar maken is, hoewel voor velen welkom, het terugdraaien van de eerdere vereenvoudiging van het belastingstelsel. Dit was met ingang van 2015 bewust afgeschaft. Dit betekent dat mensen weer de bonnetjes van Kooyman moeten verzamelen (al dan niet van hun eigen woning) en dat de inspectie dat weer moet gaan controleren. Beter is een vast (forfaitair) bedrag invoeren of - vanuit ’s Landsbelang bekeken - nog beter: laten zoals het is. Het zorgt alleen maar voor lagere belastingopbrengsten en extra complexiteit.
‘Credit unions’ vrijwaren van winstbelasting. Waarom? Deze spaar- en kredietcoöperaties concurreren met banken die wél 22 procent winstbelasting moeten afrekenen. Dat kan worden gezien als oneerlijke concurrentie. Het is hetzelfde als dat een supermarkt zich in een stichting stopt en zegt geen winstoogmerk te hebben en dus geen winstbelasting hoeft te betalen. Het dient te gaan om de aard van de activiteiten. En als ze daadwerkelijk geen winst maken, hoeven deze credit unions nergens bang voor te zijn.
Onder ‘economische impuls’ noemt minFin Gijsbertha een verdere verlaging van het winstbelastingtarief. Verschillende verlagingen hebben de afgelopen jaren al plaatsgevonden. Van ooit 34,5 procent naar 27,5 en 25 procent in 2015 en vervolgens naar 22 procent (dus niet 22,5 procent zoals in het praatstuk staat) in 2016. Gaat een verdere verlaging (lees: derving van de winstbelastingopbrengsten met circa 25 miljoen per jaar) echt een economische impuls opleveren? Is dit onderzocht?
Wat echter vooral opvalt, is dat de ambtenaren vrijwel geheel ongemoeid worden gelaten. Implementatie van de ‘nullijn’ voor ambtenaren voor een periode van drie jaren, meldt het document. Maar wat dit oplevert, is onduidelijk. De grote vraag waar het allemaal om draait is: krijgt het Land Curaçao met de door het ministerie van Financiën geformuleerde voorstellen meer constructieve structurele steun van Nederland? Het woord is aan de ministerraad.