Met het compromis is, voorlopig althans, de rust teruggekeerd. Net op tijd vrijdagmiddag om de finale van het Tumba-festival ongestoord te vieren. Het is bekend dat de Curaçaose tumba als carnavalsmuziek - anders dan bijvoorbeeld de calypso elders in het Caribisch gebied zoals op Aruba, die vaak wel degelijk een maatschappijkritische noot kraakt - meestal een positieve en zelfs opbeurende toon aanslaat. Dat geldt zeker voor de winnaar van 2019: Gilbert ‘Dibo’ Doran met zijn ‘Kòrsou ta den su gloria’ (Curaçao is in haar glorietijd). Het carnaval wordt als het grootste jaarlijks volksevenement serieus genomen, maar het is vooral ook een feest om de (harde) werkelijkheid even te vergeten. Die realiteit is echter dat de glorietijden óf ver achter ons liggen óf nog moeten aanbreken. Hopelijk zo spoedig mogelijk. De economie draait maar moeizaam en slechts één van de drie of vier hoofdsectoren groeit: het toerisme. De internationale financiële sector krimpt al jaren; de handel, e-zone en logistiek hebben het zwaar; en de olie-industrie kampt met grote onzekerheid over het voortbestaan van de Isla, gezien de zeer slechte staat waarin de huidige Venezolaanse operator PdVSA en Venezuela zich bevinden. Daar is de afgelopen week een grote schep bovenop gedaan, met het (hopelijk voorlopig) afhaken van Motiva/Aramco als geïnteresseerde partner voor de overname van de exploitatie van de raffinaderij in het Schottegat en de olieterminal bij Bullenbaai. De militante Isla-bonden grepen hun kans om de begrijpelijke onrust die dit bij de werknemers veroorzaakt aan te wakkeren, om daarmee hun eigen bestaansrecht als vakorganisaties te benadrukken. Ten koste helaas van het maatschappelijk belang en, erger, ten nadele van sectoren die het vooral moeten hebben van het vertrouwen van investeerders, zoals het toerisme (maar overigens óók de raffinaderij zelf). Het vrijdag bereikte compromis zorgt dan weliswaar voor enige rust, maar de manier waarop wekt grote ongerustheid: met wegblokkades en brandstichtingen, kortom verstoring van de openbare weg - met overigens een compliment voor het politiekorps dat snel, adequaat en vastbesloten te werk ging - maar ook met een nieuw fenomeen: het in de avonduren thuis bezoeken van ministers, het gemaskerd binnentreden van een bedrijfsgebouw (in dit geval van overheids-nv Refineria di Kòrsou) en het ‘verhaal halen’ bij het kantoor van een RdK-commissaris. Tegen de door de bonden gewraakte voorman van het Project Arawak, codenaam voor de zoektocht naar een nieuwe operator van Isla, was zogenaamd ‘bewijs’ geleverd, maar dat bleek al snel volstrekt geen substantie te bevatten. Maar de dreigende situatie noopte wel dat hij persoonlijke beveiliging moest krijgen. Dit alles gaat véél te ver en is verwerpelijk in een rechtsstaat die op deze manier trekken begint te vertonen van een ondemocratische en op intimidatie gebaseerde samenleving, waarbij geldt: zij die het hardst schreeuwen, naar hen wordt geluisterd. En terwijl de Isla-bonden op de Tumba-klanken hun ‘overwinning’ claimen, houden, afgezien van ‘nieuwkomer’ Entrepreneurs’ Organization Curaçao, alle werkgevers- en brancheverenigingen als de VBC, KvK, Chata, Cifa en Adeck zich muisstil. Dat geldt overigens ook voor andere maatschappelijke organisaties als de vakcentrales CGTC en SSK, die deel uitmaken van het Plataforma Diálogo Nashonal en zich angstvallig op de vlakte houden. Wie zwijgt stemt toe? ‘Kòrsou ta den su gloria’?