Analyse
Acht jaar nadat Gerrit Schotte (MFK) op 10-10-’10 aantrad als eerste premier van het nieuwe Land Curaçao is zijn veroordeling wegens ambtelijke corruptie en witwassen definitief. Een heus dieptepunt in de politieke geschiedenis van het eiland. Niet eerder werd een voormalig minister-president van Curaçao, ook niet in de tijd dat Curaçao het bestuurscentrum was van eerst zes en later vijf eilanden van de Nederlandse Antillen, veroordeeld. ,,De opgelegde straffen zijn definitief”, aldus de Hoge Raad in Den Haag, de hoogste rechter van het Koninkrijk. Daarmee houden de veroordelingen van Schotte en zijn partner Cicely van der Dijs stand, nadat zij beiden eerder al schuldig waren bevonden door het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao en daarna het Gemeenschappelijk Hof van Justitie in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
De uitspraak gisteren kwam niet als een schok of een grote verrassing. Dat neemt echter niet de ernst ervan weg. Integendeel: de schande en schaamte dat het zover heeft kunnen komen zijn groot. Het (rechts)systeem heeft weliswaar gewerkt, maar er waren van meet af aan ook obstakels en defecten. Zo had, om te beginnen, Schotte nooit premier of minister mogen worden. De populaire politicus - voorheen actief namens de partijen FOL en later MAN - haalde vlak voor de ontmanteling van het Antilliaanse staatsverband met zijn pas opgerichte MFK wel zetels in de Curaçaose Staten en kon een ‘coalitie tegen de PAR’ vormen, maar al bij de screening voor het ministerschap ging het gruwelijk mis. Terwijl de toen nog kroonprins Willem-Alexander en prinses Máxima op het podium op het Brionplein in Otrobanda tussen de hoogwaardigheidsbekleders zaten en zagen hoe eerst de Nederlands-Antilliaanse vlag werd gestreken en plaatsmaakte voor de Curaçaose vlag, was Schotte - en waren de overige bewindslieden - nog niet gescreend.
Zelf beweerde hij tijdens een persconferentie kort daarop in regeringscentrum Fort Amsterdam glashard van wél. Alles was in orde, vraag het maar aan gouverneur Frits Goedgedrag, verklaarde de jonge en fris ogende regeringsleider, sluw wetende dat de gouverneur zich nimmer publiekelijk uitlaat over dergelijke politieke zaken. Een leugen, zo bleek later, waar ook de toenmalige Nederlandse minister Piet Hein Donner (CDA) van Koninkrijksrelaties - onlangs nog bewierookt als vicepresident van de Raad van State die vorige maand afscheid nam van dit hoogste adviesorgaan - aan meewerkte. Zo niet actief, dan zeker wel passief door geen actie te ondernemen, wetende dat het screeningsproces van het kabinet-Schotte (MFK/PS/MAN) niet correct was verlopen. Dat werd voor het grote publiek pas duidelijk met het openbare vonnis in de rechtszaak die het door Schotte op non-actief gestelde VDC-hoofd (Veiligheidsdienst Curaçao) had aangespannen. Daar stond het dan zwart op wit: de screening had niet (deugdelijk) plaatsgevonden; reden waarom gouverneur Goedgedrag zich er met zijn lands- en koninkrijkspet op, zo mag worden aangenomen, mee bemoeide en daar alsnog om had gevraagd.
De screeningsfarce zou vanaf dat moment de kabinetsleden blijven achtervolgen. Onderwijl werd stelselmatig gezaagd aan de poten van instituten die Schotte en zijn ministersploeg in de weg stonden, door hen aan de schandpaal te nagelen dan wel te bedreigen/intimideren. Zoals de VDC. Zoals de gouverneur, die tevergeefs hulp zocht in Den Haag. Zoals kritische media, die terecht vraagtekens en kanttekeningen plaatsten bij een dubieuze premier, die almaar brutaler werd en zijn partijfinanciers steeds nauwer betrok bij het openbaar bestuur, totdat zelfs een vertrouweling van Francesco Corallo zou worden benoemd tot president-commissaris van de Centrale Bank CBCS. In de zaak-Babel waarvoor Schotte nu definitief werd veroordeeld, is bewezen dat de ex-premier giften, bestaande uit hoge geldbedragen, had aangenomen van deze bevriende Italiaanse zakenman Corallo, bedoeld om hem te bewegen tot het doen van tegenprestaties.
Voordat het zover was echter, voordat het Openbaar Ministerie (OM) destijds onder leiding van procureur-generaal Dick Piar overging tot vervolging, moesten individuele burgers het voortouw nemen. Toen de beruchte MOT-meldingen (Meldpunt Ongebruikelijke Transacties) inzake Schotte en zijn partner Van der Dijs uitlekten, dezelfde stukken waarover beiden uiteindelijk struikelden, waren de premier en zijn bevriende ambtelijke top van Algemene Zaken er als de kippen bij om te melden dat er - opnieuw - niets aan de hand was; namens het OM verklaarden zij dat justitie deze al eerder had bekeken en beoordeeld. Het OM en de PG zelf zwegen voornamelijk, terwijl de MOT-documenten boekdelen spraken over transacties afkomstig van Corallo en zijn gokimperium. Pas veel later nadat sommige media en bezorgde burgers er hun tanden in hadden gezet en er aangiftes werden gedaan, kwam het OM met de mededeling de zaak in onderzoek te zullen nemen. Dat werd de befaamde zaak-Babel en dat heeft geleid tot het Waterloo van Schotte. Dezelfde politicus die in september 2012 - nadat zijn kabinet een democratische meerderheid was kwijtgeraakt door het weglopen van zowel een MFK-partijgenoot als een MAN-coalitiegenoot - voor de Zuid-Amerikaanse media riep dat met zijn gedwongen vertrek uit Fòrti er een ‘golpe de estado’ (staatsgreep) was gepleegd. En dezelfde politicus die ook rond de jaarwisseling 2016/2017 opnieuw een greep naar de macht deed met de illegale overname van de macht in het parlement en een poging om de reeds uitgeroepen en uitgeschreven verkiezingen te dwarsbomen en daarmee de bevolking de mond te snoeren.
Met zijn politieke partij Movementu Futuro Kòrsou heeft Schotte zijn land, Curaçao, in de verkoop gezet door geld aan te nemen in ruil voor allerlei tegenprestaties die niet in het algemeen belang zijn van de burgers. Schotte werd door het Hof in Willemstad veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Zijn partner Van der Dijs, die ondanks zijn twijfelachtige verleden een kennelijk blind geloof had in de charismatische en welbespraakte politicus, kreeg een gevangenisstraf van vijftien maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk wegens witwassen. Als bijkomende straf werd hij voor een periode van vijf jaar ontzet uit het recht om te worden verkozen bij verkiezingen. De Hoge Raad heeft dit nu, ondanks de inzet door Schotte en zijn partner van meerdere kapitaal verslindende advocaten waaronder de bekende peperdure Nederlandse strafpleiter Geert-Jan Knoops, bekrachtigd.
Terwijl de impact van ‘driemaal is scheepsrecht’ - Eerste Aanleg, Hof en na cassatie ook de Hoge Raad - de komende periode nog zal nadreunen, dienen de overige 20 Statenleden serieus stil te staan bij wat het betekent om in hun midden niet langer een verdachte maar een definitief veroordeelde parlementariër te hebben. Het zal voor vriend en vijand van Schotte duidelijk moeten zijn dat zijn aanwezigheid een ware smet is op de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de Curaçaose volksvertegenwoordiging en niet langer getolereerd kan worden. Moreel-ethisch gezien, maar ook wettig. De Landsverordening vervallenverklaring lidmaatschap van de Staten spreekt wat dat betreft boekdelen. Die regelt dat een door de rechter onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld Statenlid dient op te stappen omdat hij is ‘opgehouden lid van de Staten te zijn’. De wet is dus klip en klaar. Voor Schotte, die enige dagen terug met zijn gezin en dus medeverdachte Van der Dijs naar Colombia vertrok, dient het politieke doek te vallen. Dat het zover heeft moeten komen betekent aan de ene kant een zwarte dag voor de Curaçaose politiek, maar tegelijkertijd heeft het zelfreinigend vermogen gezegevierd en is dit dus een victorie voor degenen die altijd terecht hebben geloofd in de kracht van de onafhankelijke rechtspraak in het Koninkrijk der Nederlanden, waar Curaçao nadrukkelijk deel van uitmaakt.