De schuldquote van de Curaçaose overheid is de afgelopen zeven jaar gestegen en bedraagt naar verwachting 49,8 procent van het bbp (bruto binnenlands product). Dit was de stand rond de jaarwisseling 2017/2018 en is het gevolg van een toename van zowel de buitenlandse, maar vooral de binnenlandse schuld. Zo berichtte het Antilliaans Dagblad eerder deze maand aan de hand van input van de Centrale Bank CBCS, namelijk de meest recente analyse van president ad interim Leila Matroos-Lasten.
Is de staatsschuld dan zo enorm toegenomen sinds de sanering van de overheidsfinanciën nog niet zo lang geleden, per 10-10-’10, toen Curaçao in plaats van Eilandgebied binnen de Nederlandse Antillen de status van Land kreeg binnen het Koninkrijk? Op dat moment bedroeg de schuld afgezet tegen het bbp minder dan een derde, zo’n 31 procent. Is er de afgelopen zeven jaren dan sprake geweest van een gemiddeld financieringstekort van bijna 3 procent?
De redactie van deze krant zocht een en ander uit. Dan blijkt, om te beginnen, al gauw dat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en het College financieel toezicht (Cft) - dat deze dagen in overleg treedt met het ministerie van Financiën van Curaçao over de landsbegroting(en) en of deze sluitend zijn (te maken) - er verschillende maten op nahouden.
Na de schuldsanering (door Nederland) in 2010 bedroeg het totaal aan obligatieleningen van het Land Curaçao ruim 1.660 miljoen gulden. Dat is 31 procent van het bbp. Ultimo 2017 bedraagt de schuldpositie, zoals het Cft die berekent, ruim 2.500 miljoen; dat is 45 procent van het bbp. Bij deze berekening neemt het Cft de schuld van de ‘collectieve sector als geheel’, zoals de Rijkswet financieel toezicht (Rft) ook voorschrijft - dus niet alleen de landsbegroting Curaçao - en sinds 10-10-‘10 ook de langlopende betalingsachterstanden bij het Algemeen Pensioenfonds Curaçao (APC). Overigens maakt het APC zelf géén onderdeel uit van de collectieve sector.
De Centrale Bank hanteert een andere definitie van de schuld: de CBCS neemt alleen de schuld van het Land Curaçao - dus niet de collectieve sector als geheel - maar wel inclusief álle betalingsachterstanden. Dat wil zeggen: lang- en kortlopend, inclusief leverancierskredieten. De vraag is echter: hoe kan de schuld zodanig zijn gestegen? Het antwoord van het Cft zou zijn: er zijn meerdere nieuwe leningen afgesloten, terwijl aflossingen in het algemeen pas in en vanaf 2020 plaatsvinden. En voor de CBCS geldt hetzelfde, plus dat de betalingsachterstanden ook zijn toegenomen. Onder meer ook aan de Sociale Verzekeringsbank SVB.
Klopt het dan dat dit de facto betekent dat de afgelopen zeven jaar sprake is geweest van een gemiddeld financieringstekort van circa 3 procent? Afhankelijk van welke maat en definitie worden toegepast, die van het Cft of de CBCS, kan het antwoord nogal variëren. Maar in het algemeen kan inderdaad gesteld worden dat dit inhoudt dat er een gemiddeld jaarlijks tekort is geweest van 2 procent bbp.
Sommige schulden zijn zichtbaarder dan anderen. De bouw van het nieuwe ziekenhuis HNO, bijvoorbeeld is voor iedereen van dichtbij te volgen. Dat daar veel (gemeenschaps)geld in is gaan zitten en nog gaat zitten, is voor iedereen helder. Het antwoord op de vraag ‘Welk deel van deze schuld(opbouw) betreft de bouw van het nieuwe ziekenhuis?’ luidt: voor de constructie van het ziekenhuis is in 2014 en 2015 in totaal 434 miljoen gulden geleend (bij Nederland).
De Nederlandse Staat is sowieso de grootste schuldeiser van het Land Curaçao, want telkens als een nieuwe obligatielening wordt uitgeschreven wordt die - conform de afspraken - (voor het grootste deel) opgekocht door de Nederlandse Staat. Het totaal aan leningen dat bij Nederland uitstaat bedraagt 2.350 miljoen gulden. De buitenlandse schuld van Curaçao steeg in november 2017 door de uitgifte van een obligatielening van 60 miljoen, die volledig werd gekocht door de Nederlandse Staat.
Op basis van de CBCS-definitie is de binnenlandse schuld in het vierde kwartaal van 2017 toegenomen door de oplopende betalingsachterstanden aan de SVB en het APC. Tot en met het derde kwartaal, per eind september 2017, was de overheidsschuld van Curaçao gegroeid, namelijk met 187,1 miljoen gulden tot 2.733 miljoen vergeleken met eind december 2016.
Die schuld als percentage van het bbp is inmiddels opgelopen tot bijna 50 procent, aldus de CBCS-analyse. Het Cft houdt het op circa 45 procent. De CBCS en het Cft zijn beide van mening dat het Land Curaçao maximaal zou mogen lenen tot ongeveer 40 procent van het bbp. Ook door het Internationaal Monetair Fonds (IMF) wordt - voor de lange termijn - voor kleine, open economieën een schuldquote van 40 procent bbp als houdbaar verondersteld. Curaçao heeft een schuldquote die hierboven ligt, mede als gevolg van de eenmalige grote lening voor het nieuwe ziekenhuis HNO. Ter vergelijking: het Land Sint Maarten had, voor de verwoestingen van orkaan Irma, een schuldquote van ongeveer 33 procent. Het Land Aruba heeft - overigens zónder schuldsanering - de hoogste schuldquote: circa 84 procent. Nederland, tot slot, kent een staatsschuld van zo’n 60 procent bbp. Deze wordt per seconde bijgehouden door de website: destaatsschuldmeter.nl.