Analyse
Tussen Den Haag en de Caribische landen van het Koninkrijk waait soms een kille wind, maar - zo luidt het gezegde - in tijden van nood leer je je vrienden kennen. Sint Maarten heeft in Curaçao, Aruba en Nederland vrienden, zo is de afgelopen dagen gebleken. Elk van de drie landen stelt naar vermogen alles in het werk om de zwaar getroffen koninkrijksgenoten van eerste levensbehoeften te voorzien. De groeiende inzet van Defensie springt daarbij het meest in het oog, maar evenzeer betekenisvol zijn de minder zichtbare bijdragen van bijvoorbeeld de ziekenhuizen in Willemstad en Oranjestad om gewonden en patiënten uit Sint Maarten op te nemen, of de Curaçaose en Arubaanse agenten die naar Philipsburg zijn overgevlogen om hun collega's te assisteren bij het handhaven van de openbare orde.
Bij gebrek aan communicatiemiddelen blijft een deel van de Sint Maartense bevolking verstoken van informatie over de op gang gekomen hulpoperatie en hoe grootschalig deze is. Het valt daarom te begrijpen dat een enkele slachtoffer in alle ontreddering op sociale media en tegenover verslaggevers zijn emoties de vrije loop laat en uiting geeft aan het gevoel in de steek te worden gelaten. Sommige Nederlandse media werpen de vraag op: Had de Nederlandse regering zich niet beter op Irma moeten voorbereiden, bijvoorbeeld door voor de komst van de orkaan meer militairen te sturen? Geen compleet leger had echter kunnen voorkomen dat de infrastructuur - van de haven, het vliegveld en de wegen tot en met de telecommunicatie, stroom- en watervoorziening - grotendeels verwoest zou worden.
analyseStuitend is dat sommigen, vanaf de veilige zijlijn, Nederland verwijten te weinig te doen, waarbij - vaak ook nog eens aan de hand van ‘nepfeiten’ - gewezen wordt op het optreden van de Franse autoriteiten op Saint Martin. Die vergelijking snijdt geen hout. Het Franse deel is Frankrijk en valt rechtstreeks onder de regering in Parijs. President Macron maakt op zijn deel van het eiland de dienst uit. Sint Maarten heeft er eerder welbewust voor gekozen om een zelfstandig land binnen het Koninkrijk te zijn en niet - zoals vanuit Den Haag nadrukkelijk werd aangeraden - voorlopig bij wijze van overgangsperiode net als de BES-eilanden voor de status van openbaar lichaam te opteren. Hoe wrang het ook is om dat in de huidige ellendige situatie te moeten constateren, door meerdere Kamerleden is destijds indringend de vraag aan de Sint Maartense delegatie gesteld: Maar wat als een orkaan grote schade aanricht? Dat Sint Maarten een eigen weg in het Koninkrijk heeft gekozen, mag overigens niet uitmaken voor de Nederlandse bereidheid en plicht noodhulp te bieden en dat doet het gelukkig ook niet. Minister-president Mark Rutte (VVD), van wie bekend is dat hij niet veel opheeft met de Cariben, toont dezer dagen een welgemeend grote betrokkenheid bij het noodlot dat de Sint Maartenaren heeft getroffen. De aanwezigheid van koning Willem-Alexander op Curaçao, om zodra dat kan de getroffen Bovenwinden hoogstpersoonlijk te bezoeken, onderstreept het ‘meeleven’.
De assistentie is dan ook, ongeacht de staatkundige verhoudingen, massief en onbaatzuchtig. Met de nadruk op het woord assistentie: Nederland verleent bijstand, want het is immers in principe de Sint Maartense regering die beslist hoe, waar, wanneer en in welke mate. Zoals ook generaal-majoor Richard Oppelaar de rol van Defensie onderstreepte: ,,Wij faciliteren. Wij leveren militaire bijstand op aanvraag van de lokale autoriteiten.” Tijdens hun persconferenties na afloop van het dagelijkse crisisberaad zagen journalisten premier Rutte en minister Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worstelen: Ze kunnen de Sint Maartense regering niet overrulen, maar zouden zo graag zo veel meer willen doen. Sterker nog: de indruk bestaat dat de zorg in Den Haag over de toen nog aanstormende Irma groter was dan bij het kabinet-Marlin, dat tamelijk laconiek de ontwikkelingen leek af te wachten, zoals het ook te lang getalmd heeft met het uitroepen van de noodtoestand. Feit is echter dat de regering in Philipsburg op de intensive care lag, zeker de eerste dagen, en de vraag is dan of ‘ingrijpen’ van buitenaf (lees: de leiding nemen) dan niet alleen gelegitimeerd maar wellicht zelfs ook een must is.
De staatkundige verhoudingen zullen nog veel meer opspelen als de noodhulp kan worden afgebouwd en het accent wordt verlegd naar wederopbouw. Herstel van de infrastructuur, woningen, bedrijfspanden, hotels en overheidsgebouwen, maar ook van de economie, het wordt ‘a hell of a job’. Voorlopig zullen de toeristen, die goed zijn voor driekwart van het nationale inkomen, wegblijven. Duizenden Sint Maartenaren zullen zeker maandenlang zonder werk en dus loon zitten. Honderden miljoenen dollars zullen nodig zijn om het eiland weer enigszins leefbaar te maken. Sint Maarten is daar primair zelf verantwoordelijk voor, maar op voorhand staat vast dat het daartoe niet is opgewassen. Zelfs onder normale omstandigheden is het openbaar bestuur de afgelopen jaren tot bitter weinig in staat gebleken, simpelweg omdat Sint Maarten - zoals in de aanloop naar 2010 bij herhaling is gewaarschuwd - te klein is om land te zijn. De keuze voor zelfstandigheid zal zich bij de wederopbouw, zo moet worden gevreesd, in nog sterkere mate wreken.
Het zal heus niet gebeuren dat Nederland Sint Maarten na het beëindigen van de noodhulp aan zijn lot overlaat. Maar een blanco cheque hoeft niet te worden verwacht. En ook al zal met succes een beroep kunnen worden gedaan op internationale rampenfondsen zoals dat van de Europese Unie, Sint Maarten zal de lasten van de nasleep van Irma grotendeels op de eigen smalle schouders moeten dragen. Den Haag is ongetwijfeld bereid flink in de buidel te tasten en ter aanvulling renteluwe kredieten en begrotingssteun te verstrekken, maar vast staat dat de eilanders schrale jaren tegemoet gaan. Met dat vooruitzicht zou er weleens een ramp achter de ramp kunnen komen: een uittocht naar Europees Nederland van mensen die juist hard nodig zijn voor de wederopbouw.
Voor nu is het zinloos wie dan ook verwijten te maken; er komt vast nog wel een evaluatie. Alle aandacht en energie dient vooraleerst uit te gaan naar het lenigen van de ergste noden. Het is dan ook hartverwarmend te constateren dat op Curaçao, Aruba, Bonaire en in Europees Nederland door overheden, organisaties, bedrijven en burgers in woorden en vooral ook in heel veel daden wordt meegeleefd met Sint Maarten. Het Koninkrijk laat zich deze dagen van zijn beste kant zien.


Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.