Analyse
De meest recente cijfers geven geen rooskleurig beeld van de Curaçaose overheidsfinanciën. Het is geen drama, zoals na het kabinet-Schotte eind 2012, maar het is wel code oranje. Er zijn forse financiële tegenvallers. Vooral de belastinginkomsten blijven achter op de prognoses.
De resultaten over de eerste helft van 2017 zijn een goede reflectie van wat zich de afgelopen periode in politiek, economisch en ook sociaal opzicht heeft voorgedaan. Zo tonen bijvoorbeeld de verminderde inkomsten uit omzetbelasting (ob) - doorgaans een goede graadmeter voor de aan- en verkopen en bedrijvigheid in het algemeen - dat de economie de eerste zes maanden van het jaar nog maar niet op gang wilde komen. Het eerste deel van 2017 is dan ook nogal roerig en politiek erg onrustig verlopen met de ‘greep naar de macht’ door het Blok van 12 onder leiding van MFK-voorman Gerrit Schotte en het door hen willen voorkomen van nieuwe verkiezingen als dieptepunt. Dat heeft natuurlijk gevolgen gehad voor het vertrouwen en daarmee de economie. Pas eind mei keerde met het aantreden van het kabinet-Rhuggenaath de rust terug.
Alles hangt met elkaar samen. Zo blijkt uit de jongste Financiële Management Rapportage (FMR) dat de verslechterde situatie ertoe heeft geleid dat diverse grote ondernemingen onvoldoende liquiditeiten (cash) hadden/hebben om aan hun wettelijke verplichtingen te voldoen. Dat merken de fiscus en de SVB direct aan de (loon)belasting en sociale premies, maar dat merken óók andere bedrijven die vaak te lang op hun geld moeten wachten of zelfs tevergeefs wachten. Dit alles leidt tot een vicieuze cirkel, waar lastig uit te komen is.
De begin dit jaar acute financiële problemen van Insel Air zijn een goed voorbeeld: belastingen en premies werden/worden te laat of niet afgedragen, met alle gevolgen van dien voor de schatkist en sociale fondsen, maar ook leveranciers en andere crediteuren krijgen niet betaald, waardoor ook zij in de problemen komen. Een totale schuld van 200 miljoen gulden van Insel (in binnen- en buitenland, aan publieke en private sector) hakt er natuurlijk in en vooral kleine, minder weerbare ondernemingen ondervinden hier direct grote hinder van. Dit onderstreept overigens wat de impact zou zijn geweest bij een faillissement, in plaats van de huidige surseance, wat het geval zou zijn zonder het overbruggingskrediet van de overheid. Insel heeft de afgelopen maanden tevens honderden mensen moeten laten afvloeien. Ook dit, samen met een geringer aantal personen met (vast) werk, komt terug in de dalende cijfers ontvangen loonbelasting.
Om het huishoudboekje toch kloppend te maken heeft de regering besloten tot ‘compliance’-verhogende maatregelen. Dat wil zeggen: dat met meer klem achterstallige belastingen worden geïnd. Hoewel een overheid er alles aan moet doen om zo min mogelijk ‘geld op straat’ te hebben, kan een (te) agressief incassobeleid er wel toe leiden dat meer bedrijven en personen nog verder in de problemen komen. Soms steken zaken zich noodgedwongen in de schulden (door leningen aan te gaan) om aan hun belastingverplichtingen te kunnen voldoen, met alle risico’s voor een gezonde bedrijfsvoering.
Hopelijk gaat het kabinet-Rhuggenaath - en in het bijzonder de primair verantwoordelijke minister van Financiën, Kenneth Gijsbertha (MAN) - hier op een ‘strenge doch rechtvaardige’ en dus gebalanceerde wijze mee om, om een averechts gevolg voor economie en daarmee voor de schatkist te voorkomen. Tegelijkertijd heeft de zittende regering nog een ander probleem. Terwijl juist meer is beloofd, meer in de zin van sociale uitgaven en investeringen ten behoeve van wijken, scholen, opvang, zorg en armoedebestrijding, is er door de financiële tegenwind minder te besteden. Deels kan dat worden opgevangen door efficiënter en effectiever om te gaan met de schaarse publieke middelen. Maar gezien enerzijds de ambities in het gisteren door de ministerraad goedgekeurde Urgentieprogramma en anderzijds het gemis aan ruimte op de begroting, zal dat niet voldoende zijn.
Premier Eugene Rhuggenaath (PAR) en zijn ministers staan voor een hels karwei en een duivels dilemma. Sociaal beleid niet uitvoeren, of toch weer uitstellen, is géén optie. De achterstanden van sommige bevolkingsgroepen zijn al zo groot, dat hier echt werk van moet worden gemaakt - ook al omdat onderwijs en vorming de enige wapens zijn om armoede en afglijden met succes tegen te gaan. Anderzijds is elke belastingverhoging uit den boze en dus evenmin een oplossing; de bevolking en met name de particuliere sector hebben daar het laatste decennium genoeg van voor de kiezen gekregen. Het zou voor veel ondernemingen in MKB (midden- en kleinbedrijf) zelfs de doodsteek kunnen betekenen, met meer sluitingen en werkloosheid tot gevolg.
De regering zal om te beginnen alle ministeries en diensten moeten uitkammen op inefficiënties en verkwisting. Dat geldt ook voor de overheids-nv’s waar soms met geld wordt gesmeten. Daarnaast is het weer een kwestie van verstandige keuzes maken; geen goedkoop populisme, maar keiharde prioriteiten stellen. Wat wel en wat niet? Tegelijkertijd moet het kabinet, met de wedergekeerde rust en het hernieuwde vertrouwen, er alles aan doen opdat de economie weer eindelijk eens kan floreren en er nieuwe banen bijkomen. Als dat betekent dat er heilige huisjes zullen moeten sneuvelen, zoals ten aanzien van de factor arbeid (de vereiste flexibilisering, waar al decennia over wordt geadviseerd en gepraat) en kapitaal (er is meer risicodragend durfkapitaal nodig) maar vooral ook ambtenaren(bonden) die moeten mééwerken in plaats van blokkades opwerpen, dan zij het zo. In tripartiete dialoog moeten structurele oplossingen mogelijk zijn.