Ruim twee weken geleden heb ik de National Tourism Conference mogen bijwonen. Goed georganiseerd, interessante speeches maar ook verontrustende geluiden. De jonge dr. Guido Rojer, landskind en docent aan de nationale universiteit UoC, had een klinkende boodschap: Laten we vooral waken dat Curaçao in zijn streven om het toerisme te omarmen niet een hel wordt voor de Curaçaoënaars en kapot maakt wat ons juist uniek maakt, doelend op onder andere excessieve prijsstijgingen, maar vooral ook op onze authenticiteit.

F08 Sky is the limitIn schril contrast hiermee waren de uitlatingen van minister Charles Cooper. Vol trots bracht hij naar voren, dat hij al vanaf zijn tijd als gedeputeerde heeft bijgedragen aan het afgeven van vergunningen voor de vooruitgang van het eiland. Daar is op zich niets mis mee, maar hij deelde ook mee dat hij aantrekkelijke plannen van investeerders toejuicht en herhaalde daarbij steeds de woorden ‘the sky is the limit’. En dit is dus heel letterlijk het geval en ook de reden van dit schrijven en van mijn ongerustheid.

De charme van Curaçao ligt onder andere in haar kleurrijke laagbouw en niet in universele strakke high rise-gebouwen. Bouw alsjeblieft die buitenproportionele torens en betonnen gevaartes niet op plekken waar je de sfeer van lang bestaande omliggende wijken ontwricht. Bouw die torens ook aub niet op iconische plekken, of waar bewoners jarenlang onbelemmerd vrij uitzicht genieten. Hou rekening met elkaar en met de omgeving!

Gezien de vele protesten die de afgelopen weken de gemoederen en de media bezighouden, wil ik hierbij onze regering uitdagen om op korte termijn een nationale enquête uit te schrijven om ons - burgers van Curaçao - inspraak te geven en te vragen of wij het met deze visies eens zijn. Willen wij op markante plaatsen hoogbouw toestaan die niet in verhouding staat met de omgeving; willen wij overheersende betonbouw op onze authentieke baaien?

Een praktische bijkomstigheid van deze nationale enquête is dat de vraagstelling dusdanig kan worden ontworpen dat de uitkomsten nieuwe inzichten kunnen verschaffen voor de aanstaande herziening van het EOP (Eilandelijk Ontwikkelingsplan). Deze langverwachte aankomende ‘hot potatoe’, werd tijdens diezelfde toerismeconferentie aangekondigd.
We zijn zeker niet tegen verandering en vooruitgang, maar laat het een vooruitgang zijn met goed overwogen beleid en visie met oog voor wat ons positief onderscheidt van anderen en waarmee een grote meerderheid van onze bevolking zich kan vinden.

Nicole Henriquez, Curaçao

ADOpinie 800

 

Door Paul Stokkermans

Curaçao zet al decennialang in op massatoerisme. Hotels, al dan niet all-inclusive, worden in rap tempo gebouwd. In het begin was de groei van toerisme nog langzaam maar de afgelopen tijd is de groei behoorlijk toegenomen. De groei concentreert zich met name langs de kust en de hoeveelheid bouwgrond aan de kust is beperkt. De waarde van ‘beachfront property’ is dan ook toegenomen. Sommige stranden zijn al sterk vercommercialiseerd. Restaurants en winkels worden gebouwd bij deze stranden en je treft daar rijen en rijen strandbedjes aan.
Is dit een goede ontwikkeling? Is dit de weg te gaan voor een eiland als Curaçao waar sprake is van veel armoede, waar brood op de plank niet voor iedereen vanzelfsprekend is en waar werkgelegenheid daarom zeer belangrijk is. Op dit moment vinden protesten plaats met betrekking tot de hierboven omschreven toeristische ontwikkeling. Aruba is ons hierin al voorgegaan in zowel de grootschalige toeristische ontwikkeling alsook het verzet hiertegen vanuit de bevolking. Op Curaçao staan momenteel de ontwikkelingen op de stranden van Jeremi en Lagun in de spotlight. De protesten spitsen zich in zijn algemeenheid toe op het verlies van de eigen cultuur, op het gebrek aan inspraak van de lokale bevolking, op het te beperkt gebruikmaken van lokaal initiatief en ondernemerschap, op de achteruitgang van de natuur ter plaatse, op het grote beslag dat de toeristische sector legt op de lokale infrastructuur en op het wegvloeien van de winsten naar het buitenland.
Hoe verder? De vele conferenties op toeristisch gebied hebben allang het antwoord gegeven. Je hoort iedere keer hetzelfde: duurzaamheid is belangrijk! Maak gebruik van de lokale resources zoals cultuur en natuur en bescherm deze. Laat de lokale bevolking meedenken en participeren in ontwikkeling. Stimuleer lokaal ondernemerschap. De diagnose is gesteld en het recept is voorgeschreven.
Het gebeurt echter niet. Tussen wat dient te gebeuren, en tussen wat in werkelijkheid gebeurt, bestaat een groot spanningsveld. En wat nu? Het gaat ondertussen niet meer alleen om Lagun en Jeremi. Curaçao is op een kruispunt beland hoe verder te gaan met de toeristische sector. Mijn advies zou zijn om op de eerste plaats de ‘carrying capacity’ te berekenen. Hoeveel toeristen kan het eiland eigenlijk aan? Verder zou meer aandacht gegeven kunnen worden aan de diverse nichemarkten zoals bijvoorbeeld world heritage-toerisme, cultureel toerisme en ecotoerisme. Het is overigens niet zo dat world heritage, de lokale cultuur en de natuur van Curaçao zouden ontbreken in de huidige toeristische marketing. Ze worden genoemd, maar meer en passant. Een specifieke marketingfocus op de nichemarkten ontbreekt. Ook krijgen deze markten onvoldoende aandacht wat betreft de productontwikkeling. Waarom zijn deze nichemarkten nu zo belangrijk?
Deze nichemarkten trekken over het algemeen toeristen aan die meer uitgeven. Dit betekent dat je met minder toeristen hetzelfde verdient. Eigenlijk verdien je dan meer want het beslag op de lokale infrastructuur is minder. De toerist in de nichemarkten is op zoek naar authenticiteit en is meer in contact met de lokale bevolking en maakt meer gebruik van lokale producten. De mogelijkheden voor de ontwikkeling van lokaal ondernemerschap in deze markten is groter. De lokale resources zoals world heritage, cultuur en natuur krijgen meer waardering en dat bevordert de sociale cohesie. De lokale bevolking is daarmee niet alleen in dienst van buitenlands kapitaal maar is ook bezig haar eigen toekomst vorm te geven. De rol van de overheid zou meer voorwaardenscheppend moeten zijn. Dus zorg voor toiletten, schoonmaak, security en parkeergelegenheid bij bijvoorbeeld de stranden. En schakel hierbij uiteraard de lokale bevolking in.
Dit betekent overigens niet dat hotels, al dan niet all-inclusive, restaurants en overige toeristische voorzieningen, geen rol zouden hebben op Curaçao. Dat hebben ze zeker! De balans begint echter danig zoek te raken. Wij moeten niet in de val van de overontwikkeling terechtkomen. Menige toeristische bestemming is daaraan ten onder gegaan. Bezint eer ge begint!

ir. Paul Stokkermans is gepensioneerd landbouwingenieur en ex-directeur van Carmabi en ex-beleidsmedewerker van de toenmalige Dienst Economische Zaken (DEZ) op Curaçao. Momenteel is hij directeur van Scientegia Solutions.

ADletters logo

Door Roland O.B. van den Bergh

Ophef over openbare stranden is niets nieuws. Het is een onderwerp dat reeds vele jaren de aandacht heeft in de publieke discussie bij vissers, in beleidsdocumenten van de overheid en in de toeristische sector, onder meer in masterplannen. Lering hieruit trekken blijkt moeilijk, gezien de vermeende bouwplannen voor onder meer de openbare stranden Caracasbaai, Jeremi en Lagun. De praktijk van het overheidshandelen rond openbare stranden laat zien dat de zorgplicht en inspanning van de overheid in dezen is ‘gestrand’.F06 OPINIE stranden 1 RobvdBergh
De afgelopen twee decennia is veel gebeurd op het gebied van stranden. Het zijn vooral de privaat uitgebate stranden die een metamorfose hebben ondergaan. Stranden zoals Mambo Beach, Jan Thiel, Barbara Beach en Blue Bay zijn volledig vercommercialiseerd. Daarmee wordt bedoeld de gebouwen op en naast het strand waarin restaurants, bars en winkels gevestigd zijn alsmede de faciliteiten zoals strandstoelen en palapa’s waarvoor betaald moet worden. Ook bij andere private stranden zoals Cas Abou, Kokomo, Piscaderabaai, Porto Marie neemt de commercie een belangrijke plaats in. Deze trend is logisch, omdat vooral toeristen en wellicht de gegoede middenklasse van Curaçao vragen om luxe en meer voorzieningen op de stranden. Daarvoor moet betaald worden. Voor de doorsnee toerist is dat geen probleem. Tenslotte reist een toerist niet met een strandstoel en jug met koud bier in de koffer naar Curaçao.

Bijzonder winstgevend
Hoewel er geen officiële gegevens bekend zijn over het businessmodel van bovengenoemde private stranden, is het vermoeden dat deze momenteel bijzonder winstgevend zijn; ook als de kosten voor onderhoud en beheer hiervan worden afgetrokken. Vercommercialisering van een strand zoals van Lagun door de overheid kan financieel zeer aantrekkelijk zijn voor degene die de horeca mag runnen en het strand mag uitbaten. De vraag is of dit tot de kerntaken van de overheid behoort.
Voor wat betreft de publieke stranden zijn deze daarentegen nauwelijks meegegaan in de vercommercialiseringstrend. Alles is vooral bij het oude gebleven zoals het twee decennia geleden ook was, met dien verstande dat er hier en daar wat palapa’s zijn neergezet (die regelmatig vernield of in de brand gestoken worden), een parkeerplaats is geasfalteerd dan wel een slipway is aangelegd.

Beachmanagement
In 2003 zijn door de Commissie Beachmanagement en in 2006 door EcoVision en IMD Consultancy inventarisaties gemaakt hoe de publieke stranden erbij stonden (Zie Programmadossier Openbare stranden Curaçao; Beach Improvement Programma II. Daarvoor is in principe door Nederland 4,1 miljoen gulden beschikbaar gesteld voor het opknappen van de stranden en het opzetten van een Beach Management Authority. Dit geld is niet vrijgegeven omdat - bij navraag - bleek dat de governance, zoals voorgestaan door de toenmalige gedeputeerde van Economische Ontwikkeling, niet op orde was). Er werden nogal wat tekortkomingen geconstateerd of zaken die beter geregeld zouden moeten worden. Afhankelijk van het strand gaat het dan om zaken zoals:
- Ontsluiting van de baai voor het verkeer;
- Gebrek aan parkeergelegenheid;
- Te weinig schaduwplaatsen en mede daardoor gebrek aan capaciteit op piekdagen;
- Zorg voor de natuur en natuurlijke omgeving;
- Ontbreken of gebrekkige toilet- en douchegelegenheid;
- Ruimte voor vissers om materialen op te slaan;
- Geen slipway of pier;
- Nauwelijks of gebrekkig schoonhouden van de stranden;
- Gebrek aan toezicht houden op de commerciële activiteiten en naleving van de vergunningsvoorwaarden;
- Bewaking en veiligheid op en rond het strand in het algemeen;
- Gebrek aan informatie en voorlichting voor de bezoeker;
- Ontbreken van een goede professionele beheersorganisatie.

Nauwelijks aangepakt
Het is duidelijk dat vandaag de dag deze gebreken nog steeds aanwezig zijn. De problemen en uitdagingen rond publieke stranden toentertijd zijn niet of nauwelijks aangepakt.
De toerist van vroeger is niet de toerist van vandaag. De eisen die de gemiddelde toerist aan een strand stelt zijn vele malen hoger. Dit laat onverlet dat er ook veel toeristen zijn die de ongereptheid van de baaien prefereren boven een imitatie van Scheveningen, Miami Beach of Aruba’s Palm Beach. Juist diversiteit maakt dat iedere soort toerist kan genieten van het strand dat hij of zij prefereert.
Ook zijn velen ingezetenen van Curaçao meer eisend geworden voor wat betreft de faciliteiten op en rond de stranden. Daarbij gaat het om veiligheid, parkeergelegenheid, toegankelijkheid, hygiëne, meer schaduw en inderdaad soms ook om de plek waar je een ijskoud biertje of een kippenpoot van de barbecue tegen een redelijke prijs kunt kopen.

Lokale ondernemers
Passend voor de publieke stranden is dat uitbating plaatsvindt door lokale ondernemers uit de MKB-sector (midden- en kleinbedrijf) en het beheer van de stranden plaatsvindt - tegen vergoeding - door bewoners uit de buurt. Om te zorgen dat alle publieke stranden goed beheerd en onderhouden worden, is een eenvoudige beachmanagementorganisatie noodzakelijk zoals twintig jaar geleden ook al werd voorgesteld.

Upgrading
Er is behoefte aan upgrading en uitbreiding van de basisfaciliteiten op en rond de publieke stranden. Het daarbij betrekken van de buurt, de lokale bezoeker en toerist, hoe zij het liefst het strand van nu en morgen zien, is onderdeel van het maatschappelijk proces. Het is van deze tijd om daarmee rekening te houden.

Iedereen toegang
Private stranden mogen commercieel geëxploiteerd worden, waar de toegang gelimiteerd kan worden en aan gebruik van faciliteiten een prijskaartje hangt. Een publiek strand is echter een strand waar iedereen, iedere burger van Curaçao en elke toerist, toegang toe moet hebben; dat is een overheidsplicht. Zelfs een wettelijke plicht aangezien die stelt dat publieke stranden openbaar moeten zijn. Daarbij dient de zorg voor basisvoorzieningen en een goed beheer te prevaleren boven commerciële belangen.
De zorg voor het commercieel exploiteren van een openbaar strand is geen primaire overheidstaak. Daarentegen de toegang en beheer van de publieke stranden wel. Een overheidsbeleid dat van het omgekeerde uitgaat en het commerciële belang boven de toegankelijkheid en basisvoorzieningen zet, is niet in het belang van het Curaçao bezig.

De auteur van deze bijdrage, Roland O.B. van den Bergh, is econoom-onderzoeker en onder andere in 2006 medeauteur van het dossier over het beleid openbare stranden en instellen beheersorganisatie. Het artikel is op persoonlijke titel geschreven en voor publicatie aan het Antilliaans Dagblad aangeboden.

Door Stanley Betrian
Het is beschamend dat vergelding of berisping op Curaçao zoveel tijd in beslag neemt nadat het vermoedelijke misdrijf of de overtreding is gepleegd. Als hetgeen in de media wordt vermeld op waarheid berust, dan heeft bijvoorbeeld de voorzitter van het parlement (de Staten) in april vorig jaar, 2023, een strafrechtelijke klacht ingediend tegen een parlementslid wegens vervalsing van documenten die hij vermoedelijk heeft gepleegd. Hoe is het mogelijk dat pas in juni 2024 het Openbaar Ministerie (OM), namelijk de procureur-generaal, de Landsrecherche opdracht geeft om het betrokken parlementslid te arresteren?
Vergelding in ons strafrecht is een van de meest fundamentele middelen. Het idee van de wetgever was dat straf dient als een manier om het evenwicht te herstellen voor het kwaad en de schade die de criminele dader aan de gemeenschap en/of leden van de gemeenschap heeft veroorzaakt. In juridische literatuur maar ook in de jurisprudentie (zie ‘Redelijke termijnarrest’ van 17 juni 2008 (ECLI:NL:HR:2008) wordt enerzijds uitgelegd dat vergelding en straf moreel correct zijn om elk individu te bestraffen dat een misdrijf of overtreding heeft gepleegd, en anderzijds dat vergelding gerechtvaardigd is vanwege de mogelijke positieve gevolgen van preventie die vergelding kan hebben op potentiële daders en natuurlijk om de openbare orde en de rechtsorde in het land te versterken.opi

Rechtsorde herstellen
Het algemene idee is dus dat de dader zo snel mogelijk moet voelen dat hij de wet heeft overtreden en een overtreding heeft begaan, en de last van straf moet dragen.
In het geval van het hierboven genoemde parlementslid is het nog beschamender omdat de voorzitter van de Staten, de hoogste publieke autoriteit van het Land, een klacht heeft ingediend. Het heeft het OM méér dan een jaar gekost om actie te ondernemen. Het werk van het OM is om iedereen die onze wetten overtreedt te vervolgen, om zo de rechtsorde te herstellen en, als er slachtoffers betrokken zijn, door het uitvoeren van de straf te laten zien dat het lijden en de gevoelens van pijn van de slachtoffers een symbolische genoegdoening krijgen. Dit alles uiteraard om te voorkomen dat leden van de gemeenschap het vertrouwen in ons rechtssysteem verliezen en besluiten het recht in eigen hand te nemen om de dader te straffen.

Tekort aan middelen
Het Openbaar Ministerie heeft bij verschillende gelegenheden geprobeerd uit te leggen dat ze niet genoeg mensen of financiële middelen hebben om wetsovertredingen te vervolgen binnen de termijn die de wet voorschrijft of binnen een redelijke termijn. De wetgever heeft het OM de bevoegdheid gegeven om te beslissen of het in het algemeen belang is om een strafrechtelijke vervolging in te stellen (het zogenaamde opportuniteitsbeginsel). Dit geeft het OM een zekere discretie, maar ook de verantwoordelijkheid om de zaak niet onnodig te vertragen.

Goed bestuur
Het OM moet handelen volgens de beginselen van goed bestuur, die in deze zaken betrekking hebben op het beginsel van zorgvuldige aandacht en het beginsel van zorgvuldig optreden. Als het OM niet over voldoende middelen beschikt, noch over voldoende materiaal of personeel, dan moet de regering via de minister van Justitie snel ingrijpen zodat het OM zijn werk kan doen zoals dat hoort, en met de juiste zorgvuldigheid, zodat de gemeenschap vertrouwen blijft houden in de integriteit van het OM. De situatie moet met de nodige zorg worden aangepakt, rekening houdend met hoeveel mensen en groepen gefrustreerd zijn dat ze een klacht hebben ingediend bij het Openbaar Ministerie zonder daarna ooit nog iets te horen over hun klacht.
Zelfs in de zogenaamde Landspakketten is er een voorziening opgenomen om het probleem van onder andere het OM aan te pakken, onder ‘Versterken Rechtsstaat, H1’ met het voorstel voor de regering om een zogenaamde ‘Opgestelde instroomplanning en instroomopgave voor het OM’ te maken of te laten maken.

Conclusie
Strafrechtelijke vervolging is in alle gevallen waarbij strafrechtelijke overtredingen zijn begaan, ook en vooral wanneer het betreft bestuurders in ons land, van het grootste belang en fundamenteel als we de rechtsorde en het evenwicht in het proces van vergelding/berisping dat we altijd hebben gekend, willen handhaven. Het Openbaar Ministerie, met zijn gezag gebaseerd op het opportuniteitsbeginsel, draagt een essentiële verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat onze gemeenschap het vertrouwen in de integriteit van het OM hoog in het vaandel blijft houden.

De auteur van deze opiniebijdrage, mr. Stanley M. Betrian, is voormalig gezaghebber van het toenmalige Eilandgebied Curaçao en was later ook enige tijd interim-premier van het Land Curaçao.

Basisbescherming, maar geen wondermiddel

DGS hoe werkt het 1In de nasleep van de gebeurtenissen rond de failliete Girobank, is de discussie over de bescherming van spaargelden bij banken op Curaçao en Sint Maarten opnieuw actueel geworden. De verwachte invoering van een depositogarantiestelsel (DGS) in 2025 brengt dit onderwerp opnieuw onder de aandacht. Eerder berichtte deze krant dat de minister van Financiën op Statenvragen antwoordt dat aan een wetsvoorstel Depositogarantiestelsel ‘nog wordt gesleuteld’. Maar wat houdt een dergelijk stelsel precies in, en wat betekent dit voor rekeninghouders en spaarders?

‘Potje’
Een depositogarantiestelsel (DGS) is een mechanisme dat wordt ingesteld om rekeninghouders een zekere mate van bescherming te bieden als hun bank failliet gaat. Veel mensen geloven dat dit stelsel een ‘potje’ is dat door de Centrale Bank wordt beheerd en dat het alle saldi op alle bankproducten garandeert. Dit is echter een misvatting.
In werkelijkheid wordt een dergelijk stelsel streng gereguleerd door de overheid en de Centrale Bank van het betreffende land, maar het is géén fonds dat door deze nationale instanties wordt beheerd. Integendeel, de fondsen van het DGS worden volledig gefinancierd door dotaties van de lokale (commerciële) banken en maken geen aanspraak op publieke middelen. Dit betekent dat noch de nationale overheden, noch hun Centrale Banken direct bijdragen aan dit stelsel. Het beheer van een DGS gebeurt doorgaans door een onafhankelijke entiteit met een eigen bestuur.

Hoe het werkt
Het opbouwen van de buffer van een DGS gebeurt niet in één keer, maar neemt meestal vijftien tot twintig jaar in beslag. Banken dragen periodiek bij aan het fonds, waarbij de omvang van de bijdrage afhangt van diverse criteria waaronder de grootte van de bank, zoals het balanstotaal en de omvang van de deposito’s. Dit betekent echter dat er in de beginfase nog geen volledige dekking is voor het geval een bank tussentijds in de problemen raakt.
Het Nederlandse depositogarantiestelsel biedt hier een goed voorbeeld. Het begon al in 1978 met een maximale dekking van omgerekend 20.000 euro per rekeninghouder en is geleidelijk verhoogd tot het huidige niveau van 100.000 euro. In de Verenigde Staten dekt de Federal Deposit Insurance Corporation (FDIC) tegenwoordig tot 250.000 dollar per rekening. Elk land hanteert eigen regels en dekking, afhankelijk van de nationale context.

Wat dekt DGS?
Een depositogarantiestelsel biedt geen volledige dekking voor alle bankproducten. Het dekt doorgaans alleen bepaalde deposito’s tot een vastgesteld maximum. Dit betekent dat klanten altijd een bepaald eigen risico blijven dragen, zelfs met een DGS. Het is daarom belangrijk dat rekeninghouders zich bewust zijn van de beperkingen van het stelsel en hun risico’s goed afwegen.

Voorbeelden regio
Verschillende Caribische eilanden hebben al een functionerend depositogarantiestelsel en zijn lid van de International Association of Deposit Insurers. De dekkingsgraden variëren per land: zo biedt de Bahama’s een dekking tot 50.000 Bahamaanse dollars; Barbados tot 25.000 dollar; en Jamaica slechts 8.000 dollar. In de Franse overzeese gebieden zoals Guadeloupe en Martinique ligt de dekking echter op 100.000 euro, net als in het Europese deel van Frankrijk. Ook voor Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius) heeft De Nederlandsche Bank (DNB) in 2017 een specifiek stelsel ingesteld met een dekking tot 10.000 dollar per deposant per financiële instelling.

Girobank-case
DGS hoe werkt het 2De oplossing die destijds door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) en het ministerie van Financiën werd gekozen om de rekeninghouders van de Girobank te compenseren, was aanzienlijk gunstiger dan wat een regulier depositogarantiestelsel zou bieden. Voor de ruim 27.000 rekeninghouders werd tot 1,2 miljoen gulden per rekeninghouder vergoed.
Indien het nieuwe depositogarantiestelsel van kracht was geweest, zou een dekking van bijvoorbeeld maximaal 25.000 gulden (ongeveer in lijn met Bonaire), hebben geleid tot veel minder compensatie, met veel grotere miljoenenverliezen voor deposanten, ruimschoots boven het huidige 301 miljoen gulden uitstaande saldo aan vorderingen bij de Girobank.

‘Lender of last resort’
Dan ook nog dit: als het zo zou zijn dat men al 100.000 gulden aan dekking wil realiseren vanaf 2025 - wat erg hoog lijkt en zelfs zesmaal hoger dan DNB’s garantie voor Caribisch Nederland - ook dán zouden de Girobank-deposanten nog altijd tientallen miljoenen meer mislopen dan onder de oplossing die via de Gi-Ro Settlement Holding-constructie (GSH) is gevonden.
Waar het om gaat is dat een depositogarantiestelsel ‘op zich’, dus zonder extra aanvullende oplossingen zoals de CBCS die een ‘lender of last resort’-rol erbij neemt, onvoldoende is. De vraag die vervolgens gesteld mag en zelfs moet worden: hoe veel ‘lender of last resort’ kan de CBCS zich de komende decennia veroorloven als een commerciële bank klapt?
Verzekeraar Ennia eist al enkele tientallen miljoenen, waarvan 15 miljoen vanuit de Centrale Bank gedurende 50 (!) jaar, aan liquide redding. Kan de CBCS er nog eens 5 of 10 miljoen per jaar bij hebben over bijvoorbeeld tien tot vijftien jaar? En hoe zit het met de vordering van 267 miljoen van CBCS op het Land Curaçao in verband met de omgevallen Girobank, gelden die nog niet worden terugbetaald? Hoeveel liquiditeitsdruk kan ‘ónze’ CBCS dragen? Dit zijn geen fantasieverhalen of doemscenario’s, omdat het meeste wat hier wordt benoemd al vaststaat.

Conclusie
De invoering van een depositogarantiestelsel op Curaçao en Sint Maarten is een belangrijke stap in het versterken van de financiële stabiliteit en het vertrouwen in het banksysteem. Hoewel het DGS geen wondermiddel is, biedt het wel een basisbescherming voor spaarders in een tijd van onzekerheid. Het geeft een zekere mate van bescherming, maar rekeninghouders moeten zich bewust blijven van de grenzen van deze dekking.

Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar algemeen@antilliaansdagblad.com. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is XCG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.