Al het nieuws

Door Lincoln Gomez
Een casestudy over hoe informele bedrijfscultuur, ongecontroleerde macht en ontbrekend toezicht leidden tot bijna vier miljoen gulden aan ongeoorloofde uitbetalingen - en wat de rechter daaraan doet.
De volgende zaak betreft Ennia op Curaçao, niet te verwarren met Ennia Aruba. Dit vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie gaat over Ennia Caribe Holding nv en Ennia Caribe Invest nv, onderdeel van de Ennia-verzekeringsgroep - een niet-financiële instelling onder toezicht van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS).Bestuur
Op 15 april 2025 deed het Hof een baanbrekende uitspraak met verstrekkende gevolgen voor corporate governance in de Nederlands-Caribische regio. Centraal in de zaak stond een voormalig statutair directeur van Ennia en zijn managementvennootschap. De uitkomst: een duidelijke bevestiging van civielrechtelijke aansprakelijkheid voor jarenlang ontvangen ongeoorloofde financiële voordelen - uitbetaald zonder adequaat toezicht, documentatie of goedkeuring door de raad van commissarissen (RvC), zoals het beloningsbeleid voorschrijft.
De zaak werd bepleit door zeer ervaren en gerespecteerde juristen aan beide zijden, wat leidde tot een intens en diepgaand juridisch gevecht - een ware krachtmeting tussen de doorgewinterde Curaçaose advocaten Mirto Murray en Karel Frielink. De complexiteit van de juridische argumenten en de omvang van de procedure maakten dit niet alleen tot een belangrijke uitspraak, maar ook tot een schoolvoorbeeld van hoe ernstige bestuursfouten juridisch worden aangepakt wanneer ze aan het licht komen.
Hoewel het vonnis uitsluitend civielrechtelijke vorderingen betreft, is de bredere boodschap duidelijk: informele bestuurscultuur biedt geen bescherming tegen aansprakelijkheid.

De kernbevindingen
De zaak richtte zich op de periode tussen 2015 en 2018, waarin de directeur 2,39 miljoen gulden aan ‘bonusvoorschotten’ toekende aan zijn managementvennootschap. Deze betalingen werden gedaan zonder de verplichte goedkeuring van de RvC, zoals vastgelegd in het beloningsbeleid van de groep. Dat bedrag alleen al wekte verbazing: de voorschotten waren bijna vijf keer zo hoog als het vaste jaarsalaris van de directeur, dat 300.000 dollar bedroeg. De rechters vonden geen juridische of contractuele grondslag voor deze betalingen. Mondelinge instemming - hetzij van de grootaandeelhouder, hetzij van andere bestuurders - werd als onvoldoende beschouwd.
@tekst:Naast de bonussen deed de directeur voor 672.000 gulden aan creditcarduitgaven, waarvan een aanzienlijk deel als privé-uitgaven werd aangemerkt. Ennia betaalde daarnaast 792.000 gulden aan huisvestingsvergoedingen en 41.500 gulden aan autovergoedingen, terwijl de directeur reeds eigenaar was van de woning en gebruikmaakte van bedrijfsvoertuigen.
Het Hof beoordeelt elk type betaling afzonderlijk en concludeert dat geen enkele voldoet aan de vereisten voor rechtmatige compensatie. Er was geen goedkeuring van de RvC, geen formele onderbouwing en onvoldoende documentatie. De slotsom: de voordelen zijn ongerechtvaardigd en moeten worden terugbetaald.

Toezichtstructuren
Op papier aanwezig, in de praktijk afwezig. Wat deze zaak bijzonder opvallend maakt, is hoelang deze praktijken konden voortbestaan zonder onderbreking. Ennia stond onder toezicht van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Jarenlang werden aanzienlijke bedragen overgemaakt op basis van informele afspraken en ongeschreven gewoonten. Er was nauwelijks bewijs van interne auditbezwaren, ingrijpen door de raad van commissarissen of het handhaven van administratieve controles.
@tekst:Dit was niet slechts een falen van het dagelijks bestuur. Uit gerelateerde procedures tegen leden van de RvC blijkt dat ook zij steken lieten vallen. Verscheidenen worden nu via de rechter aansprakelijk gesteld door Ennia, wat onderstreept dat het hier niet om een geïsoleerd incident ging, maar om een systemische bestuurscrisis.
De rechter deed geen uitspraken over het hoe of waarom - maar de feiten wijzen op het afbrokkelen van formele controlemechanismen. Het vonnis maakt duidelijk dat bedrijfscultuur, hoe gevestigd ook, nooit de wettelijke plicht tot naleving en formele goedkeuring vervangt.

Regionale relevantie
Hoewel deze zaak zich afspeelde op Curaçao, is zij ook van belang voor andere eilanden in het Nederlands Caribisch gebied - in het bijzonder Aruba, waar vergelijkbare structurele kwetsbaarheden bestaan, vooral binnen staatsbedrijven.
@tekst:Op Aruba worden bestuurs- en directiefuncties bij overheids-nv’s vaak politiek ingevuld, zonder onafhankelijke screening of professionele selectiecriteria. Zorgwekkender nog is dat de aangestelden vaak geen relevante kwalificaties hebben, behalve politieke loyaliteit - een soort beloning voor trouwe partijaanhangers. Dit vergroot het risico dat raden van commissarissen niet onafhankelijk functioneren en dat bestuurders zich meer verbonden voelen met politieke beschermheren dan met hun wettelijke zorgplichten.
Wanneer toezicht informeel of gepolitiseerd wordt, ontstaat ruimte voor praktijken die intern wellicht genormaliseerd zijn, maar juridisch geen stand houden. Het Ennia-vonnis herinnert eraan dat informele gewoontes formele verantwoordelijkheden niet opheffen.
@tekst1:<f"ADScalaSansCaps-Bold">Een beslissende interventie<f"ADScala-Romein">
Belangrijk om te vermelden is dat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) wél krachtig ingreep. In 2018 stelde zij een noodregeling in bij Ennia en zette zij het proces in gang dat tot deze gerechtelijke afwikkeling leidde. Die interventie was niet alleen gepast - ze was essentieel. Dit toont het belang van sterke toezichthoudende instanties wanneer intern bestuur faalt. Terzijde: de entiteiten van Ennia Aruba vallen onder toezicht van de Centrale Bank van Aruba (CBA), zoals uit een eerdere verklaring van de CBA blijkt.

Drie lessen
Er zijn drie lessen voor bestuurders en toezichthouders:
1. Informele praktijken heffen formele verplichtingen niet op. Als iets goedkeuring vereist, dan moet die elke keer formeel en correct worden verkregen;
2. Interne cultuur is geen vervanging voor formeel toezicht. Goed bestuur draait om intentie, proces, documentatie en verantwoordelijkheid;
3. Bestuurdersaansprakelijkheid is afdwingbaar. Bestuurders en toezichthouders - zeker in gereguleerde sectoren of staatsentiteiten - moeten zich houden aan de letter van de interne regels, niet alleen aan de geest ervan.
In governance is het zoals in het leven: als je je eigen bonus moet goedkeuren, doe het dan misschien maar niet.

De auteur, Lincoln D. Gomez, is advocaat op Aruba. Hij schrijft regelmatig columns en nodigt geïnteresseerden uit om zijn website, www.lincolngomez.com, te bezoeken, waar zijn blogs kunnen worden geraadpleegd. Deze bijdrage bood hij aan voor publicatie in het Antilliaans Dagblad.

De ex-schoonzoon en/of het kind?

Door Enrico van der Meij
Een vaak onderschat familieconflict met grote financiële gevolgen
Stel: vader en moeder zijn op Curaçao getrouwd in gemeenschap van goederen en bezitten samen een woning op Curaçao. Ze hebben één dochter, die zelf ook in gemeenschap van goederen is gehuwd met haar echtgenoot - de schoonzoon van het echtpaar. In 2002 overlijdt vader. Zijn helft van de woning vererft op moeder en dochter, ieder voor de helft. De woning blijft echter onverdeeld, want moeder blijft er wonen. Alles lijkt rustig.
Tot in 2010 de dochter gaat scheiden. Bij die scheiding wordt niets verdeeld - geen afspraken, geen boedelverdeling, niets. In 2025 overlijdt moeder. De woning wordt eindelijk verkocht, en blijkt dan maar liefst XCG 1.000.000 waard. Ter vergelijking: in 2002 was de woning nog slechts XCG 100.000 waard.
Dan meldt de ex-schoonzoon zich: hij eist de helft van de waarde van het erfdeel van de dochter. En niet de waarde uit 2002 of 2010, maar die van 2025. Kán dat?

De juridische regel: geen verdeling betekent delen in groei
Het antwoord is: ja, dat kan. In het huwelijksvermogensrecht geldt de regel dat zolang de gemeenschap van goederen niet is verdeeld, die gemeenschap blijft bestaan. Wordt op een later moment alsnog verdeeld - bijvoorbeeld bij verkoop van een woning - dan gebeurt dat op basis van de waarde op dat moment. Dus in dit geval: 2025.
De ex-schoonzoon had bij de echtscheiding in 2010 recht op de helft van het erfdeel van de dochter. Maar omdat er toen geen verrekening plaatsvond, bleef de gemeenschap onverdeeld. Dat betekent dat hij nu, vijftien jaar later, recht heeft op de helft van wat het erfdeel nu waard is - inclusief alle waardestijging.
Dit is bevestigd in de Nederlandse rechtspraak, die ook op Curaçao als leidraad geldt. In een bekend arrest uit 2016 oordeelde de Hoge Raad dat een ex-echtgenoot recht hield op zijn deel van een woning, inclusief waardestijging, zolang de gemeenschap niet eerder was verdeeld. Tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden (zoals eenzijdige investeringen), blijft die hoofdregel gelden.

Van ANG 25.000 naar een veelvoud
Als de woning in 2002 XCG 100.000 waard was, dan was de helft van vaders aandeel dus XCG 50.000. De dochter erfde daarvan de helft, dus XCG 25.000. De ex-schoonzoon had bij de scheiding in 2010 recht op de helft van die XCG 25.000. Maar nu, bij verkoop in 2025, vertegenwoordigt datzelfde erfdeel wellicht een waarde van XCG 500.000 - en de ex-partner eist daarvan zijn helft.
Met andere woorden: doordat er geen verdeling plaatsvond, is zijn aanspraak uitgegroeid van XCG 12.500 tot mogelijk XCG 125.000. Een financieel explosief dat 15 jaar heeft liggen tikken.

Had dit voorkomen kunnen worden? Ja.
Dit soort situaties had voorkomen kunnen worden door twee eenvoudige stappen:
1. Een testament met uitsluitingsclausule. Als vader in zijn testament had bepaald dat wat hij nalaat niet in een gemeenschap van goederen valt, was het erfdeel van de dochter haar privébezit gebleven. De ex-schoonzoon zou dan geen enkel recht hebben gehad op dat erfdeel, ongeacht de latere waarde.
2. Een tijdige boedelverdeling bij scheiding. Als bij de echtscheiding in 2010 daadwerkelijk was afgerekend, bijvoorbeeld op basis van de waarde op dat moment, dan had de ex-partner geen belang meer gehad bij latere prijsstijgingen.

Is zo’n uitsluitingsclausule vandaag nog nodig?
Ja, hoewel sinds 1 januari 2012 het huwelijksvermogensrecht op Curaçao is gewijzigd en erfenissen automatisch buiten de gemeenschap vallen, geldt dat alleen voor huwelijken en erfrechtelijke verkrijgingen ná die datum. In oudere situaties - zoals die in onze casus - valt een erfenis zonder clausule gewoon in de gemeenschap. En dan is de kans reëel dat de schoonzoon of zijn erfgenamen later alsnog meedelen.
@tekst:Bovendien kan zelfs onder het nieuwe recht een uitsluitingsclausule nuttig zijn. Bijvoorbeeld als de kinderen huwelijkse voorwaarden hebben die de erfenis alsnog in de gemeenschap trekken, of als er onzekerheid is over de interpretatie van schenkingen en erfenissen. Met een uitsluitingsclausule voorkomt de erflater elke twijfel.

Praktische tips
• Voor ouders: neem standaard een uitsluitingsclausule op in uw testament. Zo beschermt u het erfdeel van uw kinderen tegen verdeling bij echtscheiding.
• Voor echtparen: bespreek met uw notaris of uw erfenis wel écht privé blijft. Zeker bij oude huwelijken is de kans groot dat dat niet zo is.
• Voor scheidende partners: verdeel de gemeenschap tijdig en zorgvuldig. Uitstellen kan jaren later onverwacht grote gevolgen hebben.

Conclusie
Een vergeten verdeling uit 2010 kan in 2025 leiden tot een financiële verrassing van tonnen. En die verrassing is vaak niet welkom. Een eenvoudige uitsluitingsclausule of een heldere boedelverdeling had dit kunnen voorkomen. Daarom: denk niet alleen aan wie u iets nalaat, maar ook aan hoe u het nalaat. Dat voorkomt dat een oude schoonzoon ineens nieuwe rechten krijgt op een huis dat nooit voor hem bedoeld was.
Enrico van der Meij is specialist op het gebied van estate planning en kan adviseren en documenten opstellen op het gebied van personen-, familie- en erfrecht en successiebelasting. Maak voor een consult gebruik van www.estateplanningcur.com.

ADletters logo

Door Frank Kunneman

Wat moet een commissaris met kunstmatige intelligentie? Je hoeft geen AI-systeem te kunnen bouwen. Je hoeft niet zelf te coderen. Je hoeft niet eens te begrijpen wat het is. Wat dan? Je moet begrijpen dat het er is. En dat het mee bestuurt. Eerst was er automatisering: menselijke handelingen werden herhaald door systemen. De boekhouder kreeg een spreadsheet. De loketmedewerker een script. De raad van commissarissen (RvC) kreeg rapporten met grafieken.

frankkunneman 2023Toen kwam de digitalisering: gegevens werden vloeibaar, processen gingen door kabels, infrastructuren werden digitaal. Afdelingen werden datastromen. Grenzen vervaagden. Informatie was niet meer een rapport dat in een la lag, maar wat in de cloud stond. Nu staan we op de drempel van iets wat wezenlijk anders voelt: systemen die niet alleen uitvoeren, maar ook ‘meedenken’. AI. Kunstmatige intelligentie. Zelflerende algoritmen die patronen herkennen, conclusies trekken, risico’s inschatten. Niet op basis van menselijke redenering, maar op basis van data. Veel data. Wat betekent dat voor toezicht?
Antwoord: niet veel. De kern van toezicht blijft wat hij altijd was: het zorgvuldig bewaken van legitimiteit, continuïteit, en het moreel kompas.

Het speelveld is intussen wel veranderd. Je houdt nu toezicht op iets wat soms niet zichtbaar is. Wat beslissingen voorbereidt zonder dat iemand het doorheeft. AI schuurt aan de rand van autonomie. Stel je voor: een woningcorporatie gebruikt een AI-systeem om huurders te beoordelen op betaalrisico. Dat klinkt efficiënt. Tot blijkt dat bepaalde wijken systematisch negatief scoren. Niet op gedrag, maar op achtergrondkenmerken. Dan is het ineens niet meer een rekentool, maar een maatschappelijke machine. En wie kijkt daar naar? Of een ziekenhuis dat via AI prioriteit geeft aan patiënten. Sneller, goedkoper, minder foutgevoelig. Tot blijkt dat het systeem leert van oude data, waarin onbedoeld een voorkeur zat voor jonge, mannelijke patiënten. De bias wordt opnieuw verpakt. En niemand ziet het. Daar begint toezicht. Niet bij de techniek, maar bij de vraag: is dit uitlegbaar? Is dit rechtvaardig? En wie controleert dit?

Toezicht op AI betekent dat je als RvC op tijd in gesprek gaat met het bestuur. Niet pas als er een incident is, maar bij de ontwikkeling ervan, de invoering, het eerste experiment. En dat je het bestuur helpt de juiste vragen te stellen - ook als de antwoorden technisch ingewikkeld zijn. Vraag het bestuur bijvoorbeeld om een overzicht van AI-toepassingen binnen de organisatie. Wat is al in gebruik? Wat staat gepland? Zorg dat AI regelmatig wordt besproken in de risicoanalyse en in de interne auditplanning. Laat in de zelfevaluatie van de raad reflecteren op eigen kennis over technologie: is er voldoende scherpte? En vooral: geef als raad het goede voorbeeld door nieuwsgierig te blijven. Door vragen te blijven stellen. Door geen genoegen te nemen met ‘dat doet het systeem voor ons’. Vaak wordt dit in raden ‘opgelost’ door in het profiel van de raad iemand op te nemen met ‘kennis van technologische systemen’, een ‘AI-expert’. Met alle respect: daar heb je niet zo veel aan. Je moet als raad beseffen dat effectief toezichthouden op technologische ontwikkeling geen experts vereist. Het vereist gezamenlijk toezien op iets nieuws. De aard van het toezicht verandert niet. Wat verandert is waar je naar moet kijken, niet hoe je moet kijken. AI is geen bedreiging voor toezicht. Maar het is wel een stress-test. Op alertheid. Op rolvastheid. Op gezamenlijke verantwoordelijkheid.

Toezicht op AI is gewoon toezicht. Het is dezelfde taak, in een andere jas. Je hoeft niet technisch te zijn. Maar je moet wel principieel zijn. En helder. Als een systeem bijstuurt, moet iemand bijsturen op het systeem. En als het bestuur verdwaalt in data, moet de raad het kompas zijn dat koers houdt. Toezicht is: de technologie durven bevragen. Omdat achter elke lijn code een beslissing schuilt. En achter elke beslissing een mens.

Frank Kunneman (frank@ frank.kunneman.com) is advocaat op Curaçao en expert op het gebied van corporate governance.

ADOpinie 800

Door Thomas Domhoff

Niall Ferguson introduceerde Fergusons Wet recentelijk op 21 februari 2025 in zijn paper getiteld ‘Ferguson’s Law: Debt Service, Military Spending, and the Fiscal Limits of Power’, gepubliceerd door de Hoover Institution. Zelfs Elon Musk heeft het opgepikt en al genoemd.

Grootmachten komen en gaan, en historicus Ferguson vatte deze wetmatigheid samen in Fergusons Wet: ,,Een grootmacht begint te wankelen wanneer zij meer uitgeeft aan rente op haar nationale schuld dan aan haar defensie.”

F08 VS 1Dit patroon is historisch herkenbaar. Het verval van het Romeinse Rijk werd gekenmerkt door de enorme uitgaven aan legioenen en grensverdediging, in combinatie met inflatie en zware belastingdruk. Tegen de 5e eeuw kon Rome zijn leger niet langer adequaat financieren, wat uiteindelijk bijdroeg aan de ineenstorting van het rijk. Spanje viel in de 16e en 17e eeuw in een diepe crisis door torenhoge schulden, veroorzaakt door eindeloze oorlogen en overmatig lenen. De Nederlandse Republiek, ooit ’s werelds financiële macht, raakte in de tweede helft van de 17e en de vroege 18e eeuw in verval toen rentebetalingen steeds zwaarder wogen dan militaire investeringen, wat de positie van het land ondermijnde tegenover opkomende rivalen op zee zoals Groot-Brittannië en Frankrijk. Frankrijk, ooit Europa’s dominante macht, werd onder Lodewijk XVI volledig verstikt door rentelasten, wat bijdroeg aan de Revolutie van 1789. Groot-Brittannië verloor zijn wereldmachtpositie na de Tweede Wereldoorlog, toen rentebetalingen en de kosten van een uitgeput imperium zwaarder wogen dan militaire uitgaven.

VS: kritieke drempel bereikt
In het fiscale begrotingsjaar 2024 gaf de Amerikaanse overheid voor het eerst in haar 250-jarige bestaan meer geld uit aan rentebetalingen op de nationale schuld dan aan defensie. Volgens het Committee for a Responsible Federal Budget bedroegen de rentekosten 514 miljard dollar, tegenover 498 miljard dollar aan defensie-uitgaven. Als Fergusons Wet standhoudt, is de VS officieel sinds de Tweede Wereldoorlog een dalende grootmacht door torenhoge schulden en stijgende rentelasten.

De Federal Reserve heeft haar beleid aangepast naar een ‘higher for longer’-rentehouding, wat betekent dat hogere rentes op staatsobligaties langer aanhouden. Dit heeft directe implicaties voor de kosten van het betalen van de nationale schuld, die inmiddels de 36 biljoen (trillion) dollar betreft. Met dagelijkse rentelasten van ongeveer 3 miljard dollar wordt een aanzienlijk deel van het federale budget opgeslokt door rentebetalingen, wat de financiën voor andere essentiële uitgaven beperkt.
Het Department of Government Efficiency (Doge) onder leiding van Musk probeert besparingen door te voeren in de federale begroting, maar de effecten zijn minimaal. De ontslagen van 270.000 federale werknemers leveren nog niet eens genoeg besparingen op om één dag aan rente op de nationale schuld te betalen.

President Trumps recente begrotingsvoorstellen bevatten 2 biljoen dollar aan bezuinigingen, maar deze worden grotendeels tenietgedaan door 4,5 biljoen dollar aan belastingverlagingen. Hierdoor wordt het begrotingstekort alleen maar groter, wat leidt tot nog meer schuld en nog hogere rentelasten. Dit is een klassieke valkuil waarin grootmachten in verval terechtkomen: men snijdt in de overheidsuitgaven, maar lost het fundamentele schuldenprobleem niet op.

Nog supermacht? 
Als Fergusons Wet een indicator is voor de neergang van grootmachten, dan zijn de VS nu in de gevarenzone. De gevolgen hiervan zullen niet direct zichtbaar zijn. Grootmachten verdwijnen niet van de ene op de andere dag. Maar als schulden blijven oplopen en rentebetalingen andere strategische uitgaven verdringen, dan verliezen de VS hun geopolitieke flexibiliteit. Dit betekent minder militaire macht, minder invloed in internationale handelsblokken en een toenemende afhankelijkheid van buitenlandse kredietverstrekkers - met name China.

Kwestie van nationale veiligheid
Het overschrijden van de kritieke drempel, waarbij rentebetalingen de defensie-uitgaven overtreffen, is niet slechts een budgettaire kwestie, maar raakt de kern van nationale veiligheid en geopolitieke invloed. Het is essentieel dat Amerikaanse beleidsmakers deze realiteit onder ogen zien en strategieën ontwikkelen om de fiscale gezondheid van het land te herstellen, voordat de gevolgen onomkeerbaar worden. Dat vraagt een langdurige strategie die parallel loopt aan de transactionele aard van president Trumps beleid. Het is haast ondenkbaar. De vraag is dus niet meer of Fergusons Wet op de VS van toepassing is, maar hoe snel en hoe diep het verval zich zal manifesteren.

China No.1?
Het lijkt erop dat China misschien de volgende grootmacht gaat worden. Tegelijkertijd lijkt het er ook op dat het verval zoals de andere landen dit historisch hebben ondervonden misschien zelfs sneller intreedt dan bij de VS. De expansiedrang van China is duidelijk zichtbaar in de groei van zijn militaire budget, dat nu het op een na grootste ter wereld is - na de VS. Het leger moderniseert zijn marine, raketsystemen en ruimtevaartcapaciteiten, met als doel militaire dominantie in de Indo-Pacifische regio. China’s totale schuld is inmiddels 280 procent van het bbp (bruto binnenlands product), en de vastgoedcrisis heeft het financiële systeem verzwakt. Bovendien kampt China met een demografisch probleem: de bevolking vergrijst snel, met tientallen miljoenen elk jaar.

Net als de VS probeert China hoge defensie-uitgaven te combineren met torenhoge schulden. De militaire uitgaven stegen in 2024 met 7,2 procent, maar de economische groei vertraagt, en de rentelasten op binnenlandse en buitenlandse schulden blijven oplopen. Het land beschikt wel over aanzienlijke buitenlandse reserves en heeft controle over zijn eigen financiële systeem - in tegenstelling tot vroegere wereldmachten, die afhankelijk waren van buitenlandse kredietverstrekkers.
China lijkt dus op een versnelde versie van Fergusons Wet af te stevenen. Als het niet snel zijn financiële huishouding op orde krijgt, kan het zijn dat China uiteindelijk nooit de supermacht-status zal bereiken, simpelweg omdat zijn schuldenprobleem te groot wordt voordat het zijn geopolitieke ambities kan verwezenlijken.

De auteur, Thomas Domhoff, is een financieel-economisch expert, werkzaam in de Curaçaose financiële en bancaire sector. Hij schrijft dit op persoonlijke titel en biedt het aan voor publicatie in het Antilliaans Dagblad.

ADOpinie 800

Door Frank Kunneman

17 September 2019. Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigt het ontslag van Emsley Tromp als president van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Daarmee was het niet afgelopen. Er zijn inmiddels vele juridische procedures gevoerd die verband houden met het beleid en de gang van zaken bij de CBCS onder het bewind van Tromp. De meest recente uitspraken dateren van 10 februari 2025 van het Gerecht in Eerste Aanleg van Curaçao. Deze uitspraken gingen specifiek over bestuurdersaansprakelijkheid van Tromp en zijn medebestuurder Jerry Hasselmeyer.

frankkunneman 2023In onze regio neemt het aantal zaken over bestuurdersaansprakelijkheid snel toe. Dit is niet per se een teken dat het bestuur overal tekortschiet. Het is eerder een uiting van volwassenheid, van het groeiende bewustzijn dat bepaalde vormen van gedrag van bestuurders en toezichthouders niet langer acceptabel zijn. De wet biedt allerlei mogelijkheden om bij ernstig verwijtbaar handelen de schade te verhalen op bestuurders. Dat gebeurde in onze regio nog niet lang geleden nooit.

In de zaken van Tromp en Hasselmeyer draaide het om een reeks verwijten. In wezen verleenden zij elkaar als bestuurders van de CBCS over en weer allerlei gunsten zonder de wettelijke regels in acht te nemen of het belang van de CBCS te waarborgen. Zo regelde Hasselmeyer enkele dagen voor zijn pensionering dat de juridische kosten (bijna drie ton) die Tromp moest maken in verband met zijn privé fiscale en strafrechtelijke procedures volledig door de CBCS werden vergoed. Een paar dagen daarna stelde Tromp, op de enige dag dat hij gedurende 24 uur na een langdurig ziekteverlof op de bank aanwezig was, Hasselmeyer aan voor een extra termijn van vijf jaar zonder overleg met de raad van commissarissen (RvC).

Tromp betaalde aan Hasselmeyer en aan anderen aanzienlijke gratificaties (aan zichzelf meer dan een miljoen florin) zonder fatsoenlijke legitimering of voorafgaande toestemming van de RvC. Tromp regelde voor zichzelf de betaling van Aqualectra-rekeningen voor zijn privéwoning en zonnepanelen (totale kosten een miljoen gulden). Een deel van de verstrekte bonussen, ook die voor Hasselmeyer, werd ten laste gebracht van de Girobank als kosten van de op deze bank van toepassing zijnde noodregeling. Hasselmeyer heeft geen werkzaamheden voor Girobank uitgevoerd in verband met de noodregeling.

Het Gerecht bevestigt dat de regels uit Boek 2 BW (Burgerlijk Wetboek) over behoorlijk bestuur ook op de CBCS van toepassing zijn. De CBCS is een bij landsverordening ingestelde rechtspersoon, net als bijvoorbeeld de Universiteit van Curaçao en de Sociale Verzekeringsbank. Deze rechtspersonen hebben geen statuten; de voor hun governance relevante regels zijn direct in de wet vastgelegd. Dit maakt het soms onduidelijk welke bepalingen van Boek 2 precies van toepassing zijn op deze rechtspersonen. Het Gerecht is hier duidelijk over: de collegiale verantwoordelijkheid van bestuurders geldt onverkort.

Bestuursbesluiten moeten gezamenlijk worden genomen. De voorzitter van het bestuur heeft hierin geen grotere stem dan de andere bestuurders. Zijn er drie bestuurders, zoals bij de CBCS, dan moet de stem van de voorzitter wijken als de twee andere bestuurders een afwijkende opvatting hebben.
In deze zaak probeerde Hasselmeyer zich te beroepen op zijn ondergeschiktheid aan Centrale Bank-president Tromp. Dat beroep houdt volgens het Gerecht geen stand. Het bestuur van een rechtspersoon is immers collegiaal. Hasselmeyer was geen ondergeschikte van Tromp.

Het Gerecht verwijst ook bij zijn oordeel over de aansprakelijkheid van Tromp en Hasselmeyer expliciet naar het toetsingskader uit Boek 2 BW. Daarin is bepaald dat een bestuurder pas aansprakelijk kan worden gehouden als hem of haar een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dit gaat verder dan een gewone beoordelingsfout; er moet sprake zijn van ernstig nalatig of onverantwoord handelen.

Het Gerecht overweegt dat Tromp zich aan het Centrale Bankstatuut had moeten houden en dat hij zonder toestemming van de RvC niet bevoegd was om omvangrijke bonussen toe te kennen. Ook los van de ontbrekende toestemming had hij volgens het Gerecht zelf moeten beseffen dat het niet in het belang van de CBCS kon zijn om bonussen toe te kennen ten laste van de onder toezicht staande instellingen. Dat gedrag kwalificeert als ernstig verwijtbaar handelen. Deze beoordeling sluit rechtstreeks aan bij het algemene toetsingskader van Boek 2 BW, waarin staat dat bestuurders het belang van de organisatie voorop moeten stellen en weliswaar niet aansprakelijk zijn voor gewone fouten, maar wel voor fouten waarvan hen persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt.

Om aan aansprakelijkheid te ontkomen beriepen zowel Tromp als Hasselmeyer zich op artikel 15 van het Centrale Bankstatuut. Dat is de wet die over de Centrale Bank gaat. Dit artikel 15 bepaalt dat de CBCS alle redelijk gemaakte kosten en uitgaven van onder andere de raad van bestuur (RvB) zal vergoeden, voor zover die voortvloeien uit gerechtelijke procedures die verband houden met de door deze organen of personen uitgeoefende taken en bevoegdheden. Het Gerecht oordeelt dat een beroep op dit artikel voor Tromp en Hasselmeyer niet opgaat. De achtergrond van deze bepaling is volgens het Gerecht dat de CBCS haar taken moet kunnen uitoefenen zonder dat de dreiging van juridische procedures of de daarmee samenhangende kosten van invloed is op het handelen van de instelling. Daaruit volgt volgens het Gerecht niet dat deze kosten ook moeten worden vergoed wanneer een directielid persoonlijk betrokken is in een rechtszaak.

Wat kunnen we leren van deze uitspraken? Allereerst dat het bestuurlijk handelen van bestuurders en toezichthouders van bij landsverordening ingestelde rechtspersonen wordt getoetst aan hetzelfde kader als dat van bestuurders van reguliere rechtspersonen. Daarnaast blijkt uit deze uitspraken dat we in de Dutch Caribbean langzamerhand een volwassen benadering van bestuurdersaansprakelijkheid ontwikkelen. Ernstige tekortkomingen worden door bedrijven niet meer met de mantel der liefde bedekt. Er wordt actie ondernomen om de schade op bestuurders te verhalen. Ten slotte blijkt uit deze uitspraken hoe belangrijk het is dat bestuurders en toezichthouders bij elke beslissing de continuïteit en het belang van de organisatie vooropstellen. Besluiten en uitgaven die niet aan deze norm voldoen, kunnen al snel worden aangemerkt als onbehoorlijk bestuur. Betalen maar.

Frank Kunneman (frank@ frank.kunneman.com) is advocaat op Curaçao en expert op het gebied van corporate governance.

ADOpinie 800

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar algemeen@antilliaansdagblad.com. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is XCG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.

Top Tags afgelopen week

Geen tags gevonden.