Door Bas Jussen
Hij stond op het punt naar het huis te lopen toen hij een hand op zijn schouder voelde. Het was Hendrik. ,,Heb jij Flora gezien?”, vroeg hij op bezorgde toon. De jongen haalde zijn schouders op. Alsof hij niets beters te doen had dan die rare negerin in de gaten te houden. Ook Maria was op zoek naar de kokkin. Ze riep luidkeels haar naam, maar er kwam geen reactie. ,,Misschien zit ze in haar hut, hier tussen het gefeest van de anderen is ze toch niet welkom”, merkte Wouter op. Maar daar had Maria al tevergeefs gezocht. Opeens klonk er een luide gil uit het landhuis. Een gil die het gezang van de paar nog feestende slaven overstemde en zich tot in de verte liet meevoeren met de wind. Hendrik holde de trappen op, stormde over het terras en verdween in de duisternis van het huis met Maria in zijn kielzog. Verschrikt keek iedereen richting het landhuis. ,,De kinderen!”, schreeuwde Jan, ,,De kinderen liggen daarbinnen!” In enkele seconden brak totale paniek uit. Maarten en Jan holden nu ook in de richting van het landhuis terwijl Ernst-Jan naar zijn geweer greep dat hij achteloos had neergelegd om zich tegoed te doen aan een fles rum. Oom Gerard, ongewapend en te oud om het op een lopen te zetten, griste een stuk hout uit het smeulende vuur en begon langzaam achteruit te lopen. De slaven staarden elkaar aan, ze voelden de paniek. Ze schenen het onheil te ruiken als beesten en kropen langzaam samen in een cirkel. Bomba Sebastiaan was nergens te bekennen en het duurde even voordat de groep begreep wat er nu precies gaande was. Het enige dat voor hen als een paal boven water stond, was dat indien er iets vreselijks was gebeurt, zij aan de grillen van hun meester waren overgeleverd.
Wouter stond aan de grond genageld, nog steeds perplex van de gil die zojuist zijn oren had doorkliefd. Hij werd weer teruggebracht naar de aarde door een luid gevloek en het omvallen van een bloempot. Tussen twee zuilen door strompelde Flora, haar handen voor het gezicht. Nog geen twee passen achter haar volgde Sebastiaan, die haar luid vloekend, een harde trap verkocht. Ook Jan verscheen op het terras, eveneens ontstoken in een duivelse woede en zwaaiend met een koekenpan. Op de achtergrond stonden Hendrik en zijn vrouw, de armen om hun geschrokken kroost.
Shon Eickelboom beende de trap op, zijn oude botten kraakten bij iedere trede. ,,Wat is hier in godsnaam aan de hand?”, vroeg hij geïrriteerd en opgelucht tegelijk. ,,Dit wijf zat in de keuken van de voorraden te snoepen”, gromde Jan. Oom Gerard keek de kokkin aan. Die zei niets, waarschijnlijk omdat ze geen woord begreep wat er werd gezegd. De stroop rond haar mondhoeken en aan haar vingers verraden echter wat zij had uitgespookt. Nu keek shon Eickelboom naar de oude neger, wiens stortvloed aan vervloekingen was verstomd bij het zien van zijn meester. De grijsaard staarde naar de gelige tegels van het terras. ,,Nou, heb jij nog wat te zeggen, je staat hier toch niet voor niets?!”, zei de koopman nijdig. ,,Heer van Leiden en zijn vrouw verzochten mij uw kokkin te zoeken. Ik dacht dat ze wellicht in de keuken was, ze voelt zich daar wellicht beter thuis dan hier bij ons”, stamelde Sebastiaan, ,,ik betrapte haar op het stelen van de stroop en gaf haar een klap, waarop zij begon te gillen, meester.” Wouter had zich nu ook bij het gezelschap gevoegd. ,,Mag ik wat zeggen oom?”, vroeg hij beleefd. Nu was het tijd om zijn hart eens te luchten. Oom Gerard knikte instemmend. ,,Ik rij iedere dag het veld in met deze negers”, hij wees naar de groep die nog steeds in een cirkel bij het vuur stond. ,,Maarten werkt hard in de haven, Ernst-Jan rijdt de kar over het hele eiland en Jan doet alles wat u hem opdraagt. Maar voor ons is er geen speciaal feest. Dat is er alleen voor hen en hun heidense vuurgoden!”, opnieuw wees hij in de richting van de slaven, dit keer met afschuw in de ogen. ,,In plaats dat die zwarten blij zijn met hun giften en drank en voedsel, bestelen ze u alleen maar! U geeft een vinger en ze nemen de hele hand.” Oom Gerard was onder de indruk van het relaas, dat bijval vond van Ernst-Jan die zelfs applaudisseerde. Dezelfde Ernst-Jan, die hem altijd had gezien als het verwende neefje van zijn baas, gaf hem nu een schouderklop. Shon Eickelboom maakte een gebaar met zijn hoofd naar Jan, die vervolgens de zweep van zijn riem losmaakte. De zweep had een handvat van wel bijna vijftig centimeter en het uiteinde was verzwaard met een stuk lood, hieraan hingen drieënhalve meter gewikkelde dunne repen geitenleder. Een flinke slag met dit wapen deed zelfs de ruwste huid opensplijten. Sebastiaan keek angstig in de richting van de tomaat. De aanblik van de zweep maakte nare herinneringen in hem los die hij liever verdrong uit zijn geheugen. Het was al zo lang geleden sinds hij zweepslagen had gevoeld, maar nog liepen de rillingen over zijn gehavende rug. Hij greep de jurk van Flora vast en wilde deze net van haar lijf rukken toen Maria naar voren stapte. ,,Laat haar met rust”, riep ze kwaad. Hendrik wilde haar tegenhouden, maar ze rukte zich los. ,,Snappen jullie het dan niet, deze vrouw is zwanger! Ze heeft wat extra voedsel nodig maar dat gunnen de andere negers haar niet! Of wel soms, Sebastiaan?” Ze positioneerde zich tussen de oude neger en de kokkin. Sebastiaan begreep dat hij zich tussen twee vuren begaf en zich hoe dan ook zou branden. ,,Ik probeer de groep over te halen haar te accepteren, mevrouw”, stamelde hij, ,,maar dat heeft tijd nodig, ze is nog maar pas hier.” Nu keek hij, haast bedelend als een hond, naar oom Gerard en vervolgens naar Jan die met zijn zweep in de aanslag stond. ,,Maar dat geeft haar toch geen recht te stelen”, sprak hij voorzichtig. Shon Eickelboom was niet te vermurwen en gebaarde koeltjes naar Jan om de zweep neer te laten suizen op het vel van het arme schepsel. Maria bleef echter in de weg staan en gooide het over een andere boeg, in de hoop de jonge negerin een afranseling te besparen. ,,Wat heb ik aan een gegeselde keukenhulp? Moet ik alles hier alleen doen terwijl Flora herstelt? Is er geen andere manier om haar te straffen?”, opperde ze. Hendrik begreep dat deze tussenkomst van zijn vrouw hem niet in dank zou worden afgenomen. Een echte man hield zijn vrouw in toom, maar haar Spaanse temperament liet dat niet altijd toe. ,,Heer, kunnen we haar niet gewoon muilkorven? Dat is een gebruikelijke straf voor eenieder die meer eet dan het rantsoen toelaat!”, sprak hij uit ervaring. Gerard Eickelboom zuchtte. Ach, zijn opzichter zou het wel het beste weten. Per slot van rekening leefde deze man al jaren tussen het zwarte volk. Hij knikte instemmend en strompelde de trap weer af, terug naar de rum en het geitenvlees. Jan sleurde Flora mee naar haar hut terwijl Hendrik en Maria hun kinderen naar bed brachten. Uiteindelijk bleven alleen Sebastiaan en Wouter achter op het terras. Wouter keek naar deze merkwaardige oude man, met zijn immer gebogen hoofd en overdreven beleefdheid. Had hij geen trots? Waarom hielp hij bij het straffen van zijn eigen soort? Wouter moest grijnzen, deze oude neger hoopte waarschijnlijk hogerop te komen met zijn geslijm. Wellicht werkte het nog ook, per slot van rekening was hij de bomba van de slaven, maar een blanke…dat zou hij nooit worden!


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.