Geld en banken (64)
Door Lodewijk Daniel Gerharts
Voor de huishouding van Bonaire had het bestuur van het eiland natuurlijk geld nodig. Het werd met de kapitein van de pakketschoner door de Centrale Bank meegegeven in een koffertje of pakket, geadresseerd aan de Ontvanger.
Het geld dat door de handel werd ontvangen van de bevolking en ook van de diverse diensten van het eilandelijk bestuur moest naar Curaçao worden gezonden aan de banken aldaar voor het betalen van wissels van Noord-Amerika en Europa voor geleverde voedingsmiddelen en andere goederen die hier nodig waren. Het verzenden van geld kon geschieden per postwissel via het postkantoor.
Voor de kleine handelaren was dit de eenvoudigste manier om de rekeningen van Curaçaose leveranciers te betalen, doch de grotere zaken vonden dat wel een kostbare geschiedenis en zij maakten gebruik van de kapiteins van hun eigen schoeners of balandras (eenmasters).
Daarbij gebeurden weleens vreemde dingen. Ik herinner me dat wij 5000 gulden hadden meegegeven met een van onze kapiteins, doch wij ontvingen geen bericht van de bank dat het geld ontvangen was in de vorm van een creditnota. Een brief aan de bank bleef onbeantwoord en toen ik toch naar Curaçao moest gaan, liep ik even bij de bank naar binnen en vroeg of men de 5000 pop ontvangen had.
,,Ja, ziet u”, was het antwoord van de directeur: ,,Er is iets geks met dat geld gebeurd en daarom hebben we geen creditnota kunnen zenden.” ,,Maar u had mij toch wel kunnen schrijven wat er aan de hand was”, was mijn commentaar. ,,Ja eigenlijk wel, maar de schipper beloofde het in orde te maken en daarop hebben wij gewacht, maar hij deed het maar niet.” ,,Wat moest die schipper in orde maken?” ,,Ja, ziet u, hij lag naast een Venezolaans vruchtenbootje en hij is ’s avonds met die mensen gaan dobbelen. Hij tegen drie van die kerels. Nou, die hebben hem natuurlijk uitgekleed, zodat hij geen cent meer had. Hij heeft toen de envelop open gemaakt, waarin uw geld zat en heeft daar 300 gulden uitgehaald, welke hij ook heeft verspeeld.” Nou, dat was mooi. Ik zei: ,,Als u mij dat direct had laten weten, had ik al iets van zijn maandgage kunnen inhouden. Wanneer er weer iets gebeurt met een remise van ons, moet u ons toch wel direct laten weten wat er aan de hand is. Wij zullen die kapitein heus niet opeten.”
Dezelfde kapitein had de gewoonte niet goed op te letten of de papieren die hij voor ontvangen lading moest tekenen wel correct waren. Hij vertrouwde er wel op dat die in orde waren. En zo kreeg ik een keer een stel cognossementen die door hem getekend waren en daar was er een bij die geheel blanco was. Hij tekende maar raak! Ik dacht: zo, nu moet ik toch proberen hem zo te laten schrikken zodat hij voortaan beter oplet. En ik vulde het cognossement in met als afzender de Curaçaose Bank en als geadresseerde de Ontvanger op Bonaire en als lading werd ingevuld een pakket inhoudende 50.000 gulden in bankbiljetten. Ik er mee naar de Ontvanger en hem verteld welke last die kapitein ons telkens berokkende door blindelings te tekenen en niet aan te geven of er wellicht een collo tekort was of beschadigd. Dus ik gaf hem het door ons ingevulde cognossement en verzocht hem iemand naar het schip te zenden om het pakje met het geld te halen. Dat gebeurde. De kapitein werd om het pakje gevraagd en zei natuurlijk dat hij niets ontvangen had voor de Ontvanger.
,,Maar”, kreeg hij als antwoord: ,,Schipper, je hebt getekend dat je het ontvangen hebt. Kijk maar, is dat jouw handtekening of niet?” Ja het was zijn handtekening, maar van dat pakje wist hij niks af. ,,Maar je hebt toch getekend? Je tekent toch niet als je iets niet hebt ontvangen, Schipper?” Ja, dat was wel zo. En dus werd de gehele bemanning erbij gehaald, het schip werd doorzocht en er was geen pakje met 50 mille te vinden.
We hebben hem nog een poosje laten zweten en toen maar verteld wat we hadden gedaan.
Het middel hielp voor een poosje, maar heus niet voor lang. Dat heen en weer zenden van geld vond ik toch wel belachelijk en ik stelde de Ontvanger voor, dat wij het geld in zijn kas zouden storten, hij liet het dan door de Curaçaose Bank overschrijven naar onze bankrekening en zo werden heel wat kosten en risico’s bespaard. Dat hebben we poos volgehouden totdat een nieuw Bestuurcollege kwam dat er niets van wilde weten en toen begon het zenden van het geld weer.
In de vijftiger jaren deelde de heer Van Eijk aan de Maduro & Curiels’s Bank mede, dat hij erover dacht zelf een kleine bank te Bonaire op te richten. Verscheidene malen hadden wij aan de bank verzocht een filiaal te Bonaire op te richten, maar men voelde daar niets voor. De heer Capriles wist hem zijn plan uit het hoofd te praten.
Ik had verscheidene malen gezegd dat wij onze bankzaken zouden geven aan de eerste bank die zich te Bonaire kwam vestigen. En op een zekere dag kwam de heer Ronday van de Hollanse Bank Unie (HBU), die ik al vele jaren kende, en hij vroeg mij of ik wellicht een stukje grond wist waar een filiaal van zijn bank zou kunnen worden gebouwd. Wij hadden kort tevoren een stukje grond overgenomen op de hoek van Simon Bolivarweg en de Breedestraat en dat verkochten wij aan de bank.
De HBU was dus de eerste bank die zich hier wilde vestigen en ik zegde toe dat wij de bankzaken aan hen zouden geven. Toen Maduro & Curiel’s Bank hoorde dat de HBU een filiaal te Bonaire ging bouwen, huurden zij het perceel op de hoek van de Kerkweg en Breedestraat en verbouwden dit snel tot een filiaal van hun bank. Zij waren de eersten die openden, doch dat veranderde niets aan mijn belofte.
De HBU, thans de ABN, was de eerste. Toch deed het mij leed de Maduro & Curiel’s Bank in de steek te laten, een bank waarmee ik zoveel jaren op een allerprettigste manier had samengewerkt. Wij zijn later toch weer goede vrienden geworden.
Bonairianen hielden ervan geld thuis te bewaren. Er waren verscheidenen die geen gebruik van de Postspaarbank wilden maken, want daarboven zat de Ontvanger en die zou wel eens verkeerde gedachten over hun inkomen kunnen krijgen en een fikse aanslag opleggen. Zo kreeg ik eens een oude gewezen kapitein van een zeilschip bij mij met een sigarenkistje. Het kistje zat vol met oude bankbiljetten, die al jaren tevoren uit de roulatie waren genomen. Ik heb ze voor hem aan de Centrale Bank gezonden en hij kreeg er nieuwe voor in de plaats. Ik heb hem toen aangeraden het geld voor enige jaren bij een bank vast te zetten, tegen een goede rente. Hetwelk hij deed.
Een andere keer kwam een oudere man met een kartonnen doos waarin hij zijn spaargeld had bewaard.
Muizen of ratten hadden er in huis gehouden. We konden van een aantal biljetten de nummers redden en voor die biljetten kreeg hij nieuwe. Maar een aantal was verloren gegaan in de magen van de knaagdieren.
Nadat de Maduro & Curiel’s Bank en de HBU kwam nog de Banco Popular van Aruba zich vestigen. Deze is overgenomen door de Barclays Bank, een van de grootste van Engeland, en heet thans Banco Barclays Antillano.
We hebben thans dus een modern geldverkeer op Bonaire. Toch zou het goed zijn, als de banken in de Papiamentstalige bladen zo nu en dan de aandacht er op vestigen, dat de banken het geld beter kunnen bewaren dan mensen thuis in een kistje. Inbrekers zijn thans gevaarlijker dan ratten.