Door Zuleika Lasten en Terrence Melendez
Op 1 mei 2013 is de omzetbelasting (ob) op een aantal belangrijke punten gewijzigd, waaronder een hoger ob-tarief van 9 procent dat van toepassing is op zogenaamde luxe goederen en diensten en een uitgebreidere lijst van producten voor eerste levensbehoeften die vrijgesteld zijn van ob. Daarnaast zouden bepaalde wijzigingen gefaseerd worden ingevoerd. Zo zou een overgangsregeling gelden tot 1 oktober 2013 voor de vermelding van prijzen inclusief ob in de schappen. Inmiddels is het eind oktober en is het een goed moment om te bespreken welke wijzigingen per 1 oktober 2013 doorgevoerd zouden moeten worden en waartoe voornoemde wijzigingen in de praktijk hebben geleid.
Consumentenprijs inclusief ob
Met ingang van 1 mei 2013 dienen ondernemers die aan consumenten leveren en dus gebruik maken van kassabonnen de prijzen inclusief ob aan te duiden. De zogenaamde consumentenprijs die in winkels op het product of op het rek waar het product te koop staat is aangebracht, moet dus de prijs zijn inclusief ob. Dit geldt ook voor diensten. In advertenties, maar bijvoorbeeld ook op menukaarten en andere documenten waarin prijzen worden vermeld, zullen in het vervolg de prijzen van de producten en de diensten moeten worden vermeld inclusief ob.
Ondernemers die meer dan 70 procent van hun goederen en diensten verlenen aan andere ondernemers en dus gebruik maken van facturen mogen bij wijze van uitzondering tot nader bericht doorgaan met het publiceren van hun goederen en diensten tegen de prijs exclusief ob.
Aangezien het wetsvoorstel zeer kort voor 1 mei 2013 is aangenomen werd snel duidelijk dat veel bedrijven, met name winkels met een breed aanbod aan producten, niet per 1 mei 2013 aan de voorwaarde voor prijsaanduiding zouden kunnen voldoen. Om die reden heeft de minister van Financiën goedgekeurd dat tot 1 oktober 2013 nog niet aan deze voorwaarde behoefde te worden voldaan. Echter, met ingang van 1 oktober 2013 zouden alle ondernemers wel hier aan moeten voldoen. In beginsel zal dus een consument bij geen enkele ondernemer die aan consumenten levert nog prijsaanduidingen exclusief ob mogen aantreffen.
In de praktijk blijkt echter dat er nog steeds ondernemers zijn die meer tijd nodig hebben om aan de voorwaarden van prijsaanduiding te voldoen. Niet alleen dienen zij bij of op een groot aantal goederen en diensten de prijsaanduiding aan te passen, maar ook het automatiseringssysteem dient als gevolg van de gewijzigde prijsaanduiding te worden aangepast. Vanwege de complexiteit van de automatiseringssystemen, de uiteenlopende ob-tarieven en de veelal aanwezige koppeling met het kassasysteem, is in de praktijk gebleken dat deze aanpassing ook niet vóór 1 oktober 2013 haalbaar was.
Dubbele prijsaanduiding
Verder bepaalde de wetgever dat in de periode tot 1 januari 2014 alle ondernemers hun prijzen zowel inclusief als exclusief ob moeten aanduiden. Hiermee willen ze de overgang naar een consumentenprijs inclusief ob voor de consument vergemakkelijken door inzichtelijk te maken hoe de ondernemer zijn prijzen exclusief ob naar prijzen inclusief ob heeft omgerekend. De hoofdregel is dus dat in de periode vanaf 1 oktober 2013 tot 1 januari 2014 de prijsaanduiding inclusief ob is, maar daarnaast moet ook nog de prijs exclusief ob in de schappen worden vermeld. Met ingang van 1 januari 2014 vervalt de eis van dubbele prijsaanduiding. Het is dan voldoende om uitsluitend de prijzen inclusief ob te vermelden.
In de praktijk kan de ondernemer zelf bepalen hoe hij zijn prijzen dubbel vermeldt. Het is niet zonder meer verplicht om op elk product de prijzen exclusief en inclusief ob naast elkaar te vermelden. Zo kan bijvoorbeeld de prijs exclusief ob op de schappen in een winkel worden vermeld terwijl de prijzen op de producten zelf inclusief ob worden vermeld. In een restaurant zou kunnen worden volstaan met naast een nieuwe menukaart met prijzen inclusief ob, ook een oude menukaart beschikbaar te hebben met de prijzen exclusief ob.
Kassabonvereisten
Naast bovengenoemde wijzigingen zijn bepaalde groepen administratieplichtigen verplicht om met ingang van 1 januari 2014 een kassaregistratiesysteem te gebruiken. In verband daarmee is onder meer vereist dat op kassabonnen een door de Inspecteur toegekend uniek kassabonnummer wordt vermeld, een kassa-identificatienummer en een door de minister vastgesteld fiscaal logo.
Aangezien de verplichting tot het gebruik van het kassaregistratiesysteem pas met ingang van 1 januari 2014 ingaat en er ook ondernemers zijn die geen gebruik hoeven te maken van het kassaregistratiesysteem, heeft de minister van Financiën goedgekeurd dat zolang geen gebruik wordt gemaakt van het kassaregistratiesysteem het uniek kassabonnummer en kassa-identificatienummer ook niet hoeven te worden vermeld. Uiteraard moet de ondernemer wel elke kassabon doorlopend nummeren. Zolang de Belastingdienst nog geen fiscaal logo heeft vastgesteld behoeft dat uiteraard ook niet te worden vermeld. In de praktijk blijken sommige ondernemers enigszins moeite te hebben met het aanschaffen van het nieuwe verplichte kassaregistratiesysteem. De kosten worden door de kleine ondernemer namelijk als aanzienlijk beschouwd, terwijl het kassaregistratiesysteem vooralsnog door een beperkt aantal ondernemers wordt verkocht. Het is dan ook de vraag of de betreffende groep administratieplichtigen met ingang van 1 januari 2014 allemaal hun verkoop door middel van het nieuwe kassaregistratiesysteem zullen registreren.
Zoals hierboven is opgemerkt, leert de praktijk dat verschillende ondernemers moeite hebben met het tijdig doorvoeren van nieuwe verplichtingen in de ob-sfeer. Ondernemers die de deadline van 1 oktober 2013 niet hebben gehaald werken ongetwijfeld hard aan het in orde krijgen van hun verplichtingen ten aanzien van de prijsaanduidingen in de schappen. Praktijk leert echter ook dat consumenten in dit proces een controlerende functie hebben. De consument moet namelijk altijd opletten of het juiste ob-tarief is toegepast, omdat iedereen nog aan de differentiatie van tarieven moet wennen. Zo zijn er bijvoorbeeld reisbureaus die per abuis 9 procent ob berekenen over hun dienstverlening bij het boeken van een vliegticket, terwijl dit gewoon onder het normale 6 procent-tarief dient te vallen. Immers, gaat het dan niet om een uitstapje met een vervoermiddel, dat wel tegen 9 procent dient te worden belast, maar slechts om de dienst van het boeken van een vliegreis. Zo zijn er ook gevallen bekend waarin kopieerapparaten ten onrechte tegen 9 procent worden verhuurd of bedrijven die vergaderzalen, inclusief geluidsapparatuur, tegen 9 procent verhuren in plaats van 6 procent. Uiteraard dienen de consumenten hierbij te worden bijgestaan door instanties die controleren op de correcte uitvoering van de nieuwe ob-verplichtingen door de ondernemers.
Zuleika Lasten is Tax Partner en Terrence Melendez Assistant Manager Tax bij PricewaterhouseCoopers (PwC) Dutch Caribbean op Curaçao.
pwc.com/dutch-caribbean