Met 11 stemmen vóór en 5 tegen hebben de Staten van Curaçao, die 21 leden telt, in meerderheid een motie aangenomen waarin - kort gezegd - Nederland wordt aangeklaagd bij de Dekolonisatiecommissie van de Verenigde Naties (VN). Of die 11 volksvertegenwoordigers inhoudelijk juridisch gelijk hebben of niet, de vraag is of zij met deze actie daadwerkelijk doen waarvoor zij zijn aangesteld: het dienen van het belang van de bevolking. Ja, er is een discussie tussen de Caribische landen van het Koninkrijk (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) en Nederland, waarbij het wezenlijk gaat om de volgende vraag: mag/kan de Nederlandse regering (vergaande) voorwaarden verbinden aan het op grote schaal en vermoedelijk voor langere tijd verstrekken van liquiditeits- en ander financiële noodsteun, al dan niet in de vorm van (renteloze) leningen?
Voor een aanzienlijk deel van zowel oppositie als coalitie gaat dit te ver, zeker als het gebeurt door middel van een (consensus)rijkswet. De brief van 3 oktober 2020 aan de VN Dekolonisatiecommissie gaat overigens nog uit van de Caribische Hervormingsentiteit (CHE). Het Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (OHO), dat intussen voor de CHE in de plaats kwam, heeft wél de steun van de coalitie - PAR en MAN - en daarmee de (krappe) meerderheid. Volgens critici en deskundigen is er weinig wezenlijk verschil tussen CHE en OHO. Toch werd op één en dezelfde datum zowel de motie vóór een OHO-rijkswet aangenomen, als de motie vóór de klachtpetitie aan de VN (die de CHE afwijst). Met de eerste wil Curaçao zich verzekeren van enkele honderden miljoenen aan Nederlandse steun, en met de tweede wordt hetzelfde Nederland in feite op het wereldtoneel aangeklaagd. Een dubbele boodschap. De ene hand ontvangt (of: wenst te ontvangen) en de andere hand slaat (om zich heen).
Hoe zit het ook alweer? Curaçao, maar ook Aruba, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba bereikten - als onderdelen van de Nederlandse Antillen - al in 1954 volledig zelfbestuur, zoals bedoeld in artikel 73 VN-Handvest, toen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen uit vrije wil de nieuwe rechtsorde van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden aanvaardden. De overeengekomen rechtsorde kreeg in 1955 internationale erkenning van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in Resolutie 945, waarna Suriname en de Nederlandse Antillen werden verwijderd van de lijst van niet-zelfbesturende gebieden van de VN.
In het schrijven aan de ‘chairman of the UNGA’s Special Political and Decolonization Committee’ met een cc aan de ‘chairwoman of the Special Committee on the Situation with regard of the Implementation of the Declaration on the Granting of Independence to Colonial Countries and Peoples’ wordt een bevestiging gevraagd van het zelfbeschikkingsrecht, alsmede de heropname (‘re-inclusion’) van Curaçao op de artikel 73 lijst van niet-zelfbesturende landen. Deze petitie werd medeondertekend door maar liefst 14 van de 21 Statenleden; de oppositie plus 4 van de 5 fractieleden van regeringspartij MAN. Verder ook een aantal buitenparlementaire politieke partijen, zoals PIN (Camelia-Römer) die hiervoor een gelegenheidsakkoordje sloot met MFK (Pisas), MP (Moses), KdNT (Dos Santos) en haar oude partij PNP (Larmonie-Cecilia). Ook twee vakcentrales, de onderwijsbond DOEN en Kòrsou Fuerte i Outónomo (KFO).
Allemaal boos op het Nederlandse kabinet-Rutte in Den Haag dat tot nu toe sinds de coronacrisis reeds 41 miljoen euro noodhulp toezegde, 350 miljoen euro liquiditeitssteun verstrekte en het aanbod deed voor op korte termijn nog eens 185 miljoen euro (ruim 1,1 miljard gulden/florin), in de reële verwachting dat dit spoedig nog verder zal oplopen, zeker als bedacht wordt dat het Land Curaçao alléén al dit jaar 690 miljoen gulden op de landsbegroting tekortkomt. De aanvullende financiële behoefte, zoals voor de oplossing van de Girobankproblematiek, nog niet meegerekend.
Verschil van inzicht, conflicten en ruzie: zelfs in de beste families komen ze voor. Tussen buren. In het parlement. In en buiten de regering. Ja, ook in het Koninkrijk en tussen koninkrijkspartners. Die moeten uitgepraat worden tot er een oplossing is en anders beslecht. Niet door een klik- en klaagzang bij een derde, de VN-Dekolonisatiecommissie, maar in eigen huis; binnen het eigen Koninkrijk met behulp van een deugdelijke geschillenregeling, die nu eindelijk eens goed verankerd dient te worden. Met name Nederland, dat liever gebruikmaakt van ‘powerplay’ en daarmee ergens ook medeverantwoordelijk is voor de te gemakkelijke gang van de (ei)landen naar de VN, heeft daarin te lang dwarsgelegen. Het is de hoogste tijd de onderlinge geschillenregeling for once and for all afdoende vorm te geven, zoals ook de Raad van State heeft geadviseerd. Maar om op basis van het nog ontbreken hiervan en de aangeboden, maar geconditioneerde financiële hulp door middel van CHE (of OHO) te zeggen dat de voormalige Antillen neergezet en behandeld worden als een ‘kolonie’ - of dat sprake zou zijn van ‘rekolonisatie’ - getuigt van weinig realiteitszin. Nederland wil gewoon meer controle, opdat de politieke bestuurders van de eilanden ook doen wat ze zeggen dat ze (zullen) doen.
De autonome landen hebben op papier, maar in principe ook in de praktijk alle zeggenschap over eigen aangelegenheden (uitgezonderd buitenlandse betrekkingen en defensie, maar die zouden ze alleen al vanwege de extreem hoge kosten er niet bij kunnen/willen hebben). Dat geldt óók voor de eigen financiën, mits Curaçao, Aruba en Sint Maarten die op orde hebben. Maar een kind kan zien dat zeker nu, maar zelfs al voor corona, de tekorten en schulden zich opstapelden. Het is zeker niet prettig om te horen, maar de Caribische landen zijn momenteel niet in staat hun eigen autonomie te dragen. Dat staat vast. Ook de Centrale Bank CBCS in Willemstad heeft nu openlijk verklaard dat er, afgezien van een tijdelijke en dure financiële overbrugging via een lening op de lokale markt, geen alternatieven zijn voor het Nederlandse aanbod. De handreiking van de koninkrijkspartner, broodnodig voor het welzijn van de bevolking, gaat gepaard met voorwaarden. Daar moet over onderhandeld worden, maar is geen reden om aan te kloppen bij de VN, of het moet zijn dat de VN zelf direct en zonder condities een zak geld beschikbaar stelt.
Tot slot nog dit, bedoeld voor de dames en heren politici van Curaçao en de andere (ei)landen: Curaçao, Aruba, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen (altijd) eenzijdig bepalen om de rechtsorde van het Koninkrijk te verlaten. Deze eenzijdige uittredingsmogelijkheid is, in ieder geval sinds het proces naar onafhankelijkheid van Suriname in de jaren 1974 en 1975, door de partners binnen het Koninkrijk meermaals erkend; zodanig dat inmiddels wordt aanvaard dat de bewuste mogelijkheid de status heeft van ongeschreven Koninkrijksrecht. Maar ook: wenst een Caribisch (ei)land niet uit het Koninkrijk te treden, maar verandering van status binnen het Koninkrijk, dan kan het op grond van het zelfbeschikkingsrecht in vrijheid zijn keuze voor een bepaalde status kenbaar maken en daarover in overleg treden met de overige partners binnen het Koninkrijk. Voor de uiteindelijke verwezenlijking van een verandering van de staatkundige verhoudingen binnen het Koninkrijk zijn wel de medewerking en instemming van die partners nodig. Meer smaken zijn er niet en dat weten ze ook bij de VN.
Voor Nederland is het enige dat telt het politieke commitment van de regering, die zit immers aan tafel bij de Rijksministerraad (RMR). En als de regering zegt ‘akkoord’ en er aan alle voorwaarden wordt voldaan, dan moet dat voor Den Haag voldoende zijn. Want de inzet is: samen het voorstel naar de Raad van State van het Koninkrijk sturen. Dan kan de Staten nog zoveel moties aannemen, veel zal het niet uithalen.