Door John Leerdam
‘Verdoemden in deze uithoek; vluchten voor de toekomst’ zijn de schitterende openingsregels van het gedicht ‘Paradijsvogels’ van de Curaçaose dichter Walter Palm. Het gedicht is opgenomen in zijn onlangs herdrukte gedichtenbundel ‘Met lege handen ging ik slapen, met een gedicht werd ik wakker’ (2002; 2018). De verdoemden in die uithoek die vluchten voor de toekomst kunnen vluchtelingen zijn die over de Middellandse Zee de armoede ontvuchten, maar ook immigranten uit Curaçao.
De immigratie vanuit Curaçao neemt toe. Bij dit bericht gaan de alarmbellen rinkelen in politiek Den Haag en wordt er meteen geroepen dat er een toelatingsregeling moet komen. Maar al twintig jaar geleden heeft het toenmalig kabinet-Kok II (PvdA, VVD en D66) in de onvolprezen nota ‘Migratie Antilliaanse Jongeren’ (1998) aangegeven dat een toelatingsregeling niet haalbaar is omdat dit strijdig zou zijn met de Grondwet. Immers Curaçaoënaars zijn Nederlanders en een direct of indirect onderscheid tussen Nederlanders zou evident strijdig zijn met artikel 1 van de Grondwet dat onderscheid tussen Nederlanders verbiedt. Zelfs in geval de Nederlandse regering onder politieke druk van bijvoorbeeld de PVV de Grondwet aan zijn laars zou lappen, en toch een dergelijke toelatingsregeling zou instellen, dan zou dat niet te handhaven zijn, want het Koninkrijk der Nederlanden kent volgens het Statuut maar één paspoort. De toelatingsregeling kan dan gemakkelijk worden omzeild door via een Schengenland naar Nederland te reizen. Natuurlijk kan het Statuut gewijzigd worden, maar dat vereist expliciete toestemming van onder meer het Curaçaose parlement. Naar die instemming kan Nederland natuurlijk fluiten.
Het is om populistische redenen wel interessant om een toelatingsregeling Antillianen op de agenda te houden. Zo beschrijft het oud-VVD-Kamerlid Ybeltje Berckmoes in haar meedogenloze memoires ‘Voorlichting loopt met u mee tot het ravijn’ (2017) dat iedereen in de VVD-fractie wist dat de door André Bosman voorgestelde toelatingsregeling Antillianen om constitutionele redenen niet haalbaar is, maar dat het om populistische redenen steeds op de agenda werd gehouden.
Als een toelatingsregeling geen begaanbaar pad is, wat is dan wel mogelijk? Op korte termijn zullen de immigratiecijfers vanuit Curaçao blijven stijgen. Dit zal op lokaal niveau tot de nodige bestuurlijke problemen leiden omdat de integratie van deze nieuwkomers hapert. Naar verwachting staan daarom de gemeenten binnenkort op de stoep bij minister Koolmees.
Als voorzitter van het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OcaN) ben ik ervan overtuigd dat adequate huisvesting de sleutel is voor succesvolle integratie van Curaçaose nieuwkomers. Deze zijn bij aankomst feitelijk dakloos want ze hebben geen onderdak. Intrekken bij familie geeft enige tijd soelaas maar al gauw stapelen de problemen zich op. Want personen met een uitkering worden op basis van de voordeurdelerskorting gekort op hun uitkering, wat natuurlijk niet bevorderlijk is voor onderlinge verhoudingen. Een oplossing zou kunnen zijn dat Curaçaose nieuwkomers centraal worden opgevangen zodat gemeenten ontlast worden van problemen die voortvloeien uit overbewoning als gevolg van Curaçaose nieuwkomers. Als er huizen beschikbaar komen, dan kunnen deze nieuwkomers uitgeplaatst worden naar de desbetreffende gemeente.
Uiteraard is het OcaN beschikbaar als gesprekspartner over de integratieproblemen van Curaçaose nieuwkomers, maar dan moet het ook vanuit de overheid een serieus overleg zijn. Een gestructureerd overleg zoals dat indertijd geregeld was met de succesvolle Wet Overleg Minderhedenbeleid. Deze wet is zonder enige vorm van evaluatie in 2013 ingetrokken. Toen het achteraf (!) werd geëvalueerd bleek deze wet mede voor de overheid waardevol te zijn, zoals ook nu het geval blijkt bij overleggen over de integratie van Curaçaose nieuwkomers.
Het regelen van adequate huisvesting voor Curaçaose nieuwkomers is natuurlijk symptoombestrijding. Oorzaak is de penibele economische situatie op Curaçao nu de raffinaderij, de kurk waar de economie op drijft, een ongewisse toekomst tegemoet gaat. Het is deze onzekerheid die de mensen doen besluiten om naar Nederland te gaan. Het verbeteren van de economische situatie is een zaak van lange adem. De Nederlandse regering kan daar zeker een bijdrage aan leveren. De voorgenomen economische missie van premier Mark Rutte (VVD) naar Curaçao is meer dan welkom. Ook zijn er mogelijkheden om via cultuur een economische spin-off te bereiken. Zie de spectaculaire economische opleving die de Spaanse stad Bilbao heeft beleefd na de vestiging van een dependance van het Guggenheim Museum.
Het plan van de Curaçaose regering om de stadswijk Otrobanda te ontwikkelen als cultural hub is veelbelovend. Deze stadswijk heeft met zijn musici, schilders en schrijvers altijd een belangrijke rol gespeeld in het Curaçaose culturele leven. Alle componisten van de prominente muziekfamilie Palm hebben gewoond in Otrobanda. Deze muziekfamilie was onderwerp van de bestseller ‘Waarom elf Antillianen knielden voor het hart van Chopin’ (2005) van Jan Brokken. De woonhuizen van deze legendarische componisten zijn getraceerd door de Palm Music Foundation. Otrobanda staat ook op de lijst van Unesco World Heritage voor zijn architectuur.
Het Stedelijk Museum en het Rijksmuseum zouden kunnen overwegen om op Curaçao een dependance te beginnen. De uitgelezen plek voor een dergelijke dependance is natuurlijk ‘Stroomzigt’, het vroegere woonhuis van het kunstenaarsechtpaar Chris Engels en Lucila Engels-Boskaljon. Nederlandse kunstenaars als Gerrit Rietveld en Charles Eyck waren daar kind aan huis. Dit woonhuis is in het trotse bezit van een trappenhuis dat ontworpen is door Gerrit Rietveld. Stroomzigt bevindt zich in Otrobanda pal tegenover de megapier waar cruiseschepen afmeren. Een beter exposé voor Nederlandse kunst is niet denkbaar.
John Leerdam is voorzitter van het Overlegorgaan Caribische Nederlanders (OCaN) in Nederland en oud-Tweede Kamerlid.