Door Terrence Melendez en Mitchell Karman
Schenkingen en erfenissen waarvoor op of na 2 oktober 2018 een aanslag wordt opgelegd, zijn mogelijk gunstiger belast dan daarvoor. Dit is het gevolg van een recente wetswijziging van de schenk- en erfbelasting (gezamenlijk te noemen: ‘successiebelasting’), die onlangs door de Staten is aangenomen.
In essentie zijn drie belangrijke wijzigingen doorgevoerd. Ten eerste wordt de familiesfeer uitgebreid door ook ‘levenspartners’ en stief- en pleegkinderen onder voorwaarden gelijk te stellen met een echtgenoot of kind. Daarnaast wordt de zogenoemde ‘drempel’, waaronder belastingvrij kan worden geschonken en nagelaten, twintig maal zo hoog. Tot slot zijn de toepasselijke belastingtarieven sterk vereenvoudigd. In het navolgende zullen wij verder ingaan op voornoemde punten.
Door ‘levenspartners’ gelijk te stellen aan echtparen, krijgt een van de oudste nog van toepassing zijnde fiscale landsverordeningen (deze komt uit 1908) een zeer modern karakter. Als levenspartners worden beschouwd degenen die samenwonen in een duurzame gemeenschappelijke huishouding en samen het leven delen als ware zij gehuwd. Daarvoor is vereist dat deze personen op hetzelfde adres in de basisadministratie zijn ingeschreven en ten opzichte van elkaar een wederzijdse zorgplicht zijn aangegaan. Voor schenkingen geldt een samenwoningsperiode van tenminste 24 maanden, terwijl voor erflating een samenwoningsperiode van zes maanden geldt. Daarnaast dienen de partners al dan niet notarieel schriftelijk te verklaren dat zij samenwonen. Door deze aanpassing kan worden gezegd dat de successiebelasting in zekere zin ‘voorloopt’ op bijvoorbeeld de inkomsten
belasting, waarin samenwonen niet gelijk wordt gesteld aan huwelijk.
Door de wetswijziging zijn nu zowel de erkende als de niet erkende natuurlijke kinderen gelijkgesteld met wettige (uit het huwelijk te zijn geboren) kinderen. Ook pleegkinderen worden gelijkgesteld met eigen kinderen. Hiervoor geldt echter wel de aanvullende voorwaarde dat zij vóór hun 21ste verjaardag gedurende ten minste een aaneengesloten periode van vijf jaar uitsluitend door de pleegouder(s) als eigen kinderen zijn onderhouden en opgevoed.
De vrijstellingsbedragen zijn door de wijziging twintig maal zo hoog als voorheen. De vrijstelling bij een verkrijging uit erfenis van (groot)ouders en kinderen bedraagt nu 80.000 gulden en 240.000 gulden van een echtgenoot of levenspartner. In alle andere gevallen bedraagt de vrijstelling 8.000 gulden. Voor schenkingen aan echtgenoten en levenspartners, (groot- en schoon-) ouders en (klein-) kinderen geldt een vrijstelling van 20.000 per jaar. Voor alle andere gevallen 8.000 gulden per jaar.
De tarieven in de successiebelasting zijn afhankelijk van de relatie tussen de verkrijger en degene die iets nalaat of schenkt. Hoe verder verwijderd de (familie-) relatie, hoe hoger de tarieven. Maar ook deze tarieftabel is sterk vereenvoudigd, waarbij de (top)tarieven niet zijn verhoogd, maar wel de manier waarop de belasting wordt berekend. In het oude systeem werd successiebelasting belast tegen een progressief tarief met elf schijven. Dit is nu teruggebracht naar drie schijven.
Met name door het verhogen van de vrijstellingsbedragen kan worden verwacht dat minder (snel) schenk- en erfbelasting verschuldigd zal zijn. Dit zal naar verwachting ook tot gevolg hebben dat minder aangiftes successiebelasting zullen worden ingediend. De wetgever heeft begroot dat het aantal aanslagen successiebelasting door deze wetgeving van ongeveer 250 zal dalen naar 20 per jaar. Vanuit een budgettair perspectief lijkt de wetswijziging echter geen grote impact te hebben op de landskas.
Al met al kan worden geconcludeerd dat door de wetswijziging een efficiëntieslag wordt gemaakt, aangezien jaarlijks minder aangiftes successiebelasting verwerkt hoeven te worden. Daarnaast past de nieuwe successiebelasting door de uitbreiding van de familiesfeer beter in de moderne tijdsgeest.
Terrence Melendez is senior manager Tax en Mitchell Karman is senior consultant Tax EY Dutch Caribbean op Curaçao.