Door prof. dr. F.B.M. Kunneman
Het bepalen van een juiste beloning voor toezichthouders is geen sine cure. Iedereen weet inmiddels wel dat commissarissen en andere toezichthouders tegenwoordig meer een hondenbaan dan een erebaan hebben. Maar hoeveel moet een ‘hond’ verdienen? Je hebt honden in soorten en maten. Je hebt waakhonden en schoothondjes, grote honden en kleine honden. Sommige hebben vervaarlijke snijtanden, andere hebben geen gebit meer. Dat geldt ook voor commissarissen. Kortom, bij belonen moet je differentiëren. Daarbij moet je algemene uitgangspunten formuleren of zelfs een heuse beloningsfilosofie ontwikkelen.
Op Curaçao kan je voor het ontwikkelen van een beloningsfilosofie minimaal vier relevante toezichtsdomeinen definiëren. Allereerst de financiële sector: dat zijn de banken, de verzekeringsmaatschappijen, de pensioenfondsen, de trustsector enzovoort. Ten tweede de overheidsgelieerde rechtspersonen: dat zijn bijvoorbeeld Aqualectra en Curoil, maar ook de SVB en de FKP. Ten derde heb je het overige private bedrijfsleven: Kooijman, Centrum Supermarket enzovoort. Ten slotte heb je de kunst-, cultuur- en welzijnssector. De beloningen voor commissarissen en toezichthouders verschillen sterk in die vier sectoren.
Wat betreft de financiële sector is er op Curaçao niet veel publiekelijk inzicht in de betaalde beloningen, noch voor bestuurders noch voor commissarissen. In Europa (waar men net als wij meestal een two-tier bestuursstructuur aanhoudt) is dat anders. Vrijwel alle salarissen zijn daar openbaar. Meestal ontvangt een lid van de RvC daar 10 procent van hetgeen de leden van de Raad van Bestuur verdienen. De voorzitter ontvangt 15 procent van die beloning. Waarschijnlijk zal het bij ons niet heel veel anders zijn. Bij overheidsgelieerde rechtspersonen op Curaçao zijn de beloningen redelijk openbaar. Er worden normbedragen betaald aan commissarissen. Gemiddeld gaat het om 1.500 gulden netto per maand. In het overige bedrijfsleven is vaak (nog) geen sprake van commissarissen of toezichthouders, laat staan dat er openbare gegevens over beloning bekend zijn. De kunst-, cultuur- en welzijnssector kent ten slotte vele stichtingen en verenigingen, kleine en grote. De toezichthouders werken hier over het algemeen kosteloos. Soms ontvangen zij wel een (veelal geringe) onkostenvergoeding.
Dit is een merkwaardig divers palet, zeker gezien de toegenomen verantwoordelijkheden van een toezichthouder. Die verantwoordelijkheden zijn in principe namelijk niet anders voor een voorzitter van de Raad van Commissarissen van een grote verzekeringsmaatschappij, dan voor de voorzitter van de Raad van Toezicht van bijvoorbeeld de stichting Monumentenfonds. Gaat de zaak failliet, dan gelden dezelfde aansprakelijkheidsregels. Ook het externe toezicht door de Centrale Bank is bij financiële instellingen in beginsel net zo streng voor een kleine instelling als voor een grote. Als je niet de vereiste complianceregels in acht neemt, dan volgen er hoge boetes. Hoe moet je dan bepalen wat een passende beloning is voor ieder van de commissarissen in die totaal verschillende instellingen? Een mogelijke sleutel tot de oplossing zit wellicht in het volgende.
Bij belonen gaat het niet alleen om geld. Alle mensen willen waardering voelen. Bovenal willen zij een innerlijke behoefte gestalte geven, aan ontwikkeling en aan wat psychologen zelfverwerkelijking noemen. De juiste beloning is daardoor maatwerk, waarbij deze behoefte van zelfverwerkelijking in overweging wordt genomen. Binnen een stichting die geen middelen heeft of wil vrijmaken voor beloning van haar toezichthouders, zou bijvoorbeeld wel een budget vrij kunnen worden gemaakt voor opleiding. Dan snijdt het mes aan veel verschillende kanten. De kosten zijn beperkt, er wordt geen geld gegeven aan privépersonen, de toezichthouders verbeteren hun kennis en vaardigheden en werken dus beter en efficiënter in het belang van de rechtspersoon. En last but not least: de individuen worden er als persoon beter van. Het is net als bij uw hond. Vanzelfsprekend moet hij te eten krijgen. Zonder aandacht of opleiding wordt het echter niks met dat beest. Die aandacht en opleiding moeten er ook voor commissarissen en toezichthouders zijn. Dan wordt het toch nog wat met die hondenbaan!