Door Armand Hessels
Het verkiezingsprogramma van de gedoodverfde komende regeringspartij MEP geeft reeds in de inleiding ambitieuze doelstellingen weer. Die zijn voornamelijk gebaseerd op de daadwerkelijke implementatie van principes van deugdelijk bestuur. Dergelijke principes worden ook vermeld in haar in 2014 uitgebrachte nota ‘Integridad’. Aandachtspunten vormen onder meer de Wet financiering politieke partijen, de screening van politici, een gedragscode voor ministers en Statenleden en een ombudsman.
Ook haar waarschijnlijke regeringspartner POR besteedt in haar programma veel aandacht aan de concrete realisering van deugdelijk bestuur. Daarbij is onder meer dankbaar gebruikgemaakt van aanbevelingen uit het rapport ‘Calidad’. Ten slotte is de kleinste partij in de Staten, RED, die met name is opgericht om ondeugdelijk bestuur te bestrijden en behoorlijk bestuur te realiseren, ook een mogelijke regeringspartner.
Al met al is het de eerste keer dat deugdelijk bestuur zo prominent in de politieke belangstelling staat. Dat kan ook niet anders. De penibele situatie waarin Aruba momenteel verkeert, is immers uitsluitend het gevolg van ondeugdelijk bestuur gedurende de afgelopen 30 jaar. Daar hebben alle partijen die Aruba hebben geregeerd, in meer of mindere mate aan bijgedragen. De klaarblijkelijke bewustwording binnen de politiek ‘dat het zo niet langer kan’ en dat het roer faliekant om moet, is dan ook een noodzakelijke omslag.
Het is echter pas de eerste stap. Want hoe mooi de erkenning dat het zo lang mis is gegaan en de goede voornemens ook zijn, het vertrouwen in de gemeenschap dat er eindelijk sprake is van behoorlijk bestuur kan alleen gewonnen worden indien er inderdaad concrete stappen in die richting worden gezet.
Zo zullen de regeringspartners zich moeten houden aan hun uitspraken dat het aantal ministers van een klein land als Aruba met zoveel financiële uitdagingen tot zeven beperkt moet blijven, ongeacht de mogelijke politieke eisen van partners voor meer posten voor hun partij. Maar ook het volledig uit de hand gelopen fenomeen van ‘coördinatoren’ moet voor eens en altijd (dus wettelijk!) worden ingedamd. De POR meent daarbij een lans te moeten breken voor een maximum van tien coördinatoren per minister. Dit aantal is, zeker binnen de huidige situatie met overtollig personeel, volledig overtrokken. Veeleer zou de POR lering kunnen trekken van het zwaarste ministerie (Financiën) dat haar beleid grotendeels met vier coördinatoren heeft uitgevoerd. Het zou de partijen dan ook sieren zich te houden aan een maximum van twee tot vier (capabele!) coördinatoren per minister. Onvrede over de kwaliteit van departementen zou namelijk niet moeten leiden tot de benoeming van nieuw personeel naast de minister, maar tot een opschoning binnen departementen van hetgeen niet naar behoren functioneert. Ook het fenomeen van adviseurs en consulenten die decennialang onder de post ‘Goederen en Diensten’ verborgen werden en fabelachtige vergoedingen incasseerden voor ‘bewezen diensten’ moeten tot het verleden gaan behoren. Daar valt voor de gemeenschap veel meer eer (en geld) te behalen.
Het gaat hierbij echter niet alleen om de kwantiteit, maar ook om de kwaliteit. Zo moeten aankomende ministers een onbezoedelde staat van dienst hebben. Een twijfelachtig verleden of een aangetast curriculum vitae moeten, ongeacht ‘de kiezersteun’, voldoende reden zijn om geen aanspraak te maken op een ministerszetel. Dit zou de geloofwaardigheid van de hele regering en haar intenties van deugdelijk bestuur direct vanaf het begin te zeer aantasten. Hetzelfde geldt voor de coördinatoren. Zolang hier andere regels voor gelden en strafbladen geen belemmering vormen voor hun aanstelling, is er voldoende grond om te twijfelen aan de goede intenties van bestuurders.
Maar de grootste omslag voor wat betreft bemensing van het overheidsapparaat kan de nieuwe regering realiseren indien zij, in samenhang met de daadwerkelijke uitvoering van de kerntakenanalyse en de implementatie van de Herziening Bezoldiging Regeling Aruba (HBRA), de benoeming (en het ontslag) alsmede de vergoeding van overheidspersoneel volledig in handen legt van een onafhankelijk orgaan. Deze mag op geen enkele wijze de politieke kleur van nieuw personeel in haar keuze meetellen. Noodzaak binnen departementen, beschikbaarheid van middelen en capaciteiten van de sollicitant mogen de enige overwegingen zijn. Met deze ‘simpele omslag’ op het belangrijkste probleemgebied van het overheidsapparaat zal de nieuwe regering een formidabele eerste stap zetten om duidelijk te maken dat het haar werkelijk ernst is Aruba op het rechte pad te krijgen.
Armand Hessels is voorzitter van de Stichting Deugdelijk Bestuur Aruba. Hij publiceerde het boek ‘Goed bestuur en de politieke realiteit’ in 2001, vijftien jaar na de status aparte. Ter gelegenheid van 25 jaar status aparte publiceerde hij in 2011 het boek ‘25 jaar Status Aparte, een politiek paradijs’. Dat boek is een aanklacht tegen de wijze waarop gedurende 25 jaar politiek is bedreven in Aruba. Het beschrijft het verband tussen politiek handelen, of juist het nalaten daarvan, en de gevolgen voor de gemeenschap.