Maart was een interessante maand voor de codes Corporate Governance in het Koninkrijk. Op Curaçao heeft de Commissie Willem zijn evaluatierapport over de Curaçaose Code Corporate Governance aan de regering uitgebracht. In Nederland is op dit moment (tot en met 6 april 2016) een consultatieperiode van ruim acht weken gaande. In die periode is iedereen uitgenodigd om op het zogenaamde consultatiedocument van de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (de Commissie Van Manen) te reageren. Iedereen mag deelnemen aan het Nederlandse publieke debat over de herziening van de (Nederlandse) code.
De Curaçaose code en de Nederlandse code lijken een beetje op elkaar, maar de verschillen in toepassingsgebied zijn principieel. De Curaçaose code is uitsluitend bestemd voor overheidsentiteiten. De Curaçaose code is niet van toepassing op particuliere bedrijven. De Nederlandse code is juist uitsluitend bestemd voor particuliere bedrijven, met name voor beursgenoteerde vennootschappen. De meeste grote niet-beursgenoteerde bedrijven in Nederland volgen desalniettemin onverplicht de code.
Curaçao heeft een landsverordening Corporate Governance. Daarin staan precieze voorschriften voor het land hoe te handelen als aandeelhouder bij het nemen van cruciale beslissingen. Daarover moet ook voorafgaand onafhankelijk advies worden gevraagd. Nederland heeft geen (formele) wetgeving anders dan een verwijzing in het BW naar de Code Corporate Governance. De Staat wordt in Nederland bij de wijze waarop hij zijn aandeelhoudersrechten uitoefent, geen strobreed in de weg gelegd. Geen wonder dus dat de beide evaluaties aan weerszijden van de oceaan over totaal andere dingen gaan. En dat is maar goed ook. De situatie in beide landen verschilt aanzienlijk.
Het rapport van de Commissie Willem is nog niet openbaar. Volgens de media zijn de conclusies onder meer dat onze Curaçaose code niet transparant zou zijn en ‘stug’ zou zijn opgesteld. Ook zou er volgens de commissie een continu vormingstraject voor bestuurders en toezichthouders moeten komen. De principes en ‘best practices’ van behoorlijk bestuur zouden niet genoeg leven bij de betrokkenen. Als dit inderdaad enkele van de conclusies zijn, dan ben ik het daarmee wel eens. De code zou inderdaad een stuk toegankelijker kunnen worden gemaakt. Op dit moment is een groep enthousiaste master-studenten aan de University of Curaçao bezig om een model te maken voor een ‘code light’: een Code Corporate Governance die simpeler en bruikbaarder is voor relatief kleine bedrijven. Hun voorstel wordt medio dit jaar verwacht. En opleiding is inderdaad cruciaal. De meeste bestuurders en toezichthouders in overheidsentiteiten willen graag meer kennis en inzicht hebben over besturen en bestuurd worden. Veel zaken die in de governance van overheidsentiteiten mis gaan, zijn niet zozeer het gevolg van onwil maar dikwijls van een gebrek aan kennis en inzicht. Dat is goed nieuws, want daar kan je wat aan doen.
In Nederland is een heel andere discussie gaande. Volgens het rapport van de Commissie Van Manen wordt de code door alle AEX-vennootschappen en nagenoeg alle AMX-, AMS-, en lokale vennootschappen nageleefd. Slechts de kwaliteit van de uitleg (als de bepalingen in een concreet geval niet worden toegepast) zou beter kunnen. Net als op Curaçao geldt bij de toepasselijkheid van de code in Nederland namelijk het ‘pas toe of leg uit’-principe. Bij niet-toepassing schort het in Nederland dus soms nog aan de uitleg. Interessant is verder dat de Commissie Van Manen er op wijst dat een interne auditfunctie in Nederlandse bedrijven in veel gevallen (40 procent) niet aanwezig is. De interne auditfunctie speelt een belangrijke rol binnen de interne risico- en controlesystemen. Dit punt wordt voor de Curaçaose situatie ook gesignaleerd door de Commissie Willem. Ook bij Curaçaose overheidsentiteiten is te weinig aandacht voor risicobeheersing.
Een ander interessant punt in het rapport van de Commissie Van Manen is het gesignaleerde grotere (ten opzichte van vroeger) bewustzijn in Nederland van diversiteit (‘diversity’) in besturen en toezichthoudende organen. Dat is goed nieuws. Echter, een bepaling die naar het oordeel van de Commissie Van Manen onvoldoende in Nederland wordt toegepast, is de beperking van de zittingsperiode van toezichthouders. Anders gezegd: commissarissen blijven te lang in het pluche zitten. Aanbevolen wordt een periode van maximaal negen (drie keer drie) jaar. Op Curaçao speelt dat minder. Bij ons zijn we al blij als je een goede bestuurder of toezichthouder weet te vinden. Dat is het nadeel van een klein land. Dit is een andere goede illustratie van de noodzaak om bij de toepassing van governance-regels de bijzonderheden van het land te blijven respecteren. De Curaçaose evaluatie en de Nederlandse lijken dus niet erg op elkaar. Dat is prima.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman