Onlangs luisterde ik naar een reportage van de journalist Dick Drayer. Hij sprak in Museum Tula met Meindert Fennema over Toussaint Louverture en Tula. Dat wil zeggen, Meindert doceerde en Dick luisterde. Samen met die aardige Mildred Rafaela die het tweetal rondleidde en te aardig was om Meindert tegen te spreken.
Tegenspreken was ook een beetje moeilijk, hoewel Meindert maar een beetje uit zijn nek liep te kletsen. Zijn geruststellend stemgeluid en - terechte - autoriteit als emeritus hoogleraar hadden zo’n impact dat het tweetal geneigd was om eerbiedig te luisteren.
Fennema was op dreef. Hij had die ochtend of middag zijn wetenschappelijke acribie maar even in de ijskast gezet en trok onverdroten de conclusie dat Curaçao hetzelfde ellendige lot beschoren zou zijn geweest als Haïti, indien Tula, net als Toussaint en Dessalines, had gewonnen van de Nederlanders.
Die Meindert!
Dick Drayer bood nog zwakjes wat weerstand en vroeg hoe hij die lijn zo kon doortrekken.
Nou, zei Meindert, dat zie je toch aan wat er is gebeurd na de Sovjet-revolutie en de Cubaanse revolutie? Van al die gewelddadigheid komt niks goeds. Volgens Meindert, maar dat zei-ie niet, hadden de tsaar en dictator Batista nog lekker een tijdje moeten blijven zitten en hun eigen gewelddadigheid op hun gemak moeten kunnen uitleven…
Wat Meindert in feite ook impliceerde was dat Curaçao blij mocht zijn dat de Nederlanders hun heilzame kolonisatie nog zo’n tweehonderd jaar hadden voortgezet. Zaten ze immers nu niet gezellig en ontspannen te praten? Nee, die Hollanders hadden het maar goed gedaan. Duizenden Afrikanen geïmporteerd en er flink de wind onder gehouden!
Nou, Meindert, misschien kan je een volgende keer wat voorzichtiger en wetenschappelijker zijn in je uitspraken. Professorale kletskoek hebben we niet nodig. Dat moet je haast wel met me eens zijn. Sterker nog: je bént het met me eens!
Fred de Haas,
Nederland