‘Met de Nederlanders is het niet gelukt’
In het artikel zijn aan het woord: een jonge Curaçaose kapper, de twee uitbaters van Pleincafé Wilhelmina, de heer Gelt Dekker en de heer Frank Martinus.
Ik had even gehoopt dat de heer Martinus druk bezig zou zijn met het verlichten van de Curaçaose middelbare schooljeugd door hen voor te lezen uit zijn onlangs door Lucille Berry-Haseth in het Papiaments vertaalde roman ‘Dubbelspel’ of anderszins zijn best te doen voor een verstandige inrichting van het onderwijs in het toekomstige land Pais Kòrsou, maar deze hoop bleek ijdel.
Als vanouds was de heer Martinus tijdens het interview weer op kruistocht tegen ‘de’ Nederlanders en Nederland. Ik resumeer: Nederland zou aan het herkoloniseren zijn en zijn land nu weer op een andere manier inpikken. Aldus Martinus, die in één moeite door acht miljard euro schadevergoeding voor de Afrikaanse dwangarbeid eist, tegen vier jaar geleden, tijdens een tv-interview met de Leidse emeritus hoogleraar Piet Emmer in 2006, zes miljard. Dat is maar even 2 miljard meer! Gelukkig dat zowel Martinus als Emmer indertijd beiden in de lach schoten over die absurde claim.
Verder blijft, schampert Martinus verder, Curaçao voor de Nederlanders een fijne vakantiebestemming omdat ze er onder andere hun ‘taaltje’ kunnen spreken. Bedoeld wordt de Nederlandse taal, waarin de heer Martinus is opgevoed, waarin hij zijn kinderen heeft opgevoed en waarin de heer Martinus zelf is afgestudeerd. Met deze sweeping statement bezondigt hij zich aan dezelfde manier van praten als waarop de 19e eeuwse Nederlandse kolonisator zich schuldig maakte door het Papiaments onder andere te betitelen als ‘eene hoogst armoedige taal’ (Bosch, 1829). Ik zou de laatste zijn om het Papiaments als zodanig te betitelen, maar de heer Martinus heeft er geen moeite mee om, tegen zijn eigen beter weten in, het Nederlands te betitelen als een ‘taaltje’, wetend dat het Nederlands de enige taal is die hij in voldoende mate beheerst om er romans in te kunnen schrijven.
Een andere geïnterviewde, de heer Gelt Dekker beschrijft Curaçao niet bepaald als een vakantieland als hij, sprekend over Curaçao, het volgende stelt: ‘Het enige dat hier goed georganiseerd is, is de misdaad. Het centrale gezag is zwak. De enige twee instituties die nog overeind staan zijn de gouverneur en de procureur-generaal. Toeval of niet: de laatste paar dagen lees ik hier in de krant dat juist die mensen onder vuur liggen’. Gelt Dekker heeft genoeg van Curaçao en ook ‘Nederland heeft er schoon genoeg van en doet er ook niets meer aan. In Den Haag weten ze precies wat er speelt en wat er fout gaat. Maar ze hebben er geen belangstelling meer voor. Zoek het maar uit, denken ze’. Aldus de heer Gelt Dekker. Maar dat zal de heer Martinus waarschijnlijk een zorg zijn want, sprekend over Nederland, zegt hij tegen de journalist: ‘Wat bij jullie nu gebeurt, vind ik modern fascisme’. Aldus staatsrechtsgeleerde Martinus.
De heer Martinus heeft het ook over de plannen van Nederland met ‘Antillianen die het niet goed doen in Nederland’. Daarmee bedoelt hij die Antillianen die door de heer Aboutaleb, burgemeester van Rotterdam, ‘criminele jongeren van Antilliaanse afkomst’ worden genoemd. De heer Martinus gebruikt als geen ander de hyperbool en het eufemisme zoals het hem het beste uitkomt. Overigens, de ‘Antillianen die het niet goed doen in Nederland’, beste Frank, zijn een Curaçaos-Nederlands probleem en geen exclusief Nederlands probleem. Denk daar maar eens over na.
Het moge duidelijk zijn dat met bovenstaande uitspraken niemand is gediend. Zeker niet Pais Kòrsou.
O ja, Frank, laat je haar eens knippen bij barbershop ‘Ado den Haag’ in Otrobanda. Ado heeft zijn vak geleerd op de kappersacademie in den Haag. Ik laat daar zelf mijn eigen haar altijd tot grote tevredenheid knippen.
P.S. Meneer Kortekaas, ‘Makamba’ betekent geen ‘indringer’, maar ‘vriend’, vroeger een aanspreekvorm onder Afrikanen op de markt. U moet zich niets laten wijsmaken.
Fred de Haas, Nederland