Het op 14 november 2018 ondertekende bestuursakkoord heeft veel en soms heftige reacties opgeroepen waarbij woorden werden gebruikt als ‘ingrijpen’, ‘onder curatele stelling’ en ‘zachte aanwijzing’. Steevast wordt de vergelijking getrokken met Sint Eustatius waarbij men niet schroomt om te zeggen dat het ingrijpen op Bonaire er anders uitziet dan op Sint Eustatius en de regeringscommissaris aldaar wordt vergeleken met de nog aan te stellen programmamanager op Bonaire. Men is blijkbaar van mening dat het om een ingrijpen gaat. Men verbaast zich verder erover dat het bestuursakkoord vier maanden voor de verkiezingen (20 maart 2019) overeengekomen is en de stelling ‘over het graf heen regeren’ is meermalen geuit.
Er is niemand echter die zich heeft afgevraagd wat een bestuurlijk akkoord in deze context inhoudt. Een bestuursakkoord in deze context is een overeenkomst waarin intenties, afspraken en procedures over de onderlinge samenwerking tussen centrale overheid en medeoverheden wordt vastgelegd en waarin wordt afgesproken op welke manier de verschillende bestuursniveaus een (financiële) bijdrage kunnen leveren aan het wenselijk geachte beleid.
In 2007 heeft het Rijk en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) overeenstemming bereikt over een bestuursakkoord betreft diverse punten die de burgermeester raken. In 2008 zijn Rijk en Provincies een bestuursakkoord aangegaan voor de periode 2008-2011 en hebben afspraken gemaakt over bestuurlijke en financiële verhoudingen, investeringen en realisatie van rijksdoelen en deregulering van taken en overheveling van financiële middelen. In 2011 is het Rijk een bestuursakkoord overeengekomen met de VNG, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen. In 2015 is wederom een bestuursakkoord overeengekomen met voornoemde partijen maar ditmaal betreft de invoering van de omgevingswet.
Ten aanzien van deze bestuursakkoorden, zijn er ook conflicten waar te nemen. Zo is in 2011 gebleken dat het conflict tussen Rijk en de gemeenten over het bestuursakkoord opgelost kan worden door een extra garantie van 200 miljoen euro. Ook dienen gemeentebestuurders vrije keuze te krijgen bij hervormingen van arbeidsmarkt en de sociale werkvoorziening. Het gevoel dat de lokale autonomie wordt aangetast is dus niet vreemd bij het sluiten van bestuursakkoorden en volgens de berichtgeving heeft het kabinet de VNG uitgenodigd om met voorstellen te komen om uit de impasse te geraken.
Gemeenten committeren zich middels een bestuursakkoord aan het behalen van bepaalde taakstellingen en het wegwerken van de achterstanden daarop. De verantwoordelijkheid daartoe ligt in de eerste plaats bij de gemeente en in de tweede plaats voor wat betreft Bonaire bij BZK. Rijk en gemeenten spreken in een akkoord nadrukkelijk uit dat ze de uitdaging in goede samenwerking het hoofd te bieden. Mocht uiteindelijk blijken dat gemeenten ondanks de hierboven genoemde mogelijkheden alsnog een achterblijvende taakstelling houden dan is er sprake van een ultimum remedium in de vorm van het interbestuurlijk toezicht.
Het bestuursakkoord tussen het Openbare Lichaam Bonaire en het Rijk is op precies dezelfde leest geschoeid. Mocht blijken dat achterstanden door bewuste tegenwerking binnen een bepaalde periode niet weggewerkt worden, dan pas kan het ultimum remedium ingezet worden in de vorm van een aanwijzing en direct toezicht. Tevens dient met klem gezegd te worden dat een interventie à la Sint Eustatius totaal niet aan de orde is. Zelfs de wijze van besturen de laatste vier jaar op Bonaire geven geen enkele aanleiding om in te grijpen. Volgens de escalatieladder bevindt men zich nog steeds in fase 1 waarbij het idee levend is dat men tot een goede gezamenlijke oplossing komt.
Na jaren van gesteggel lijkt het erop dat het Rijk en het Openbaar Lichaam Bonaire samen de ambitie hebben om zich als één overheid op te stellen, een overheid die de burger centraal wenst op te stellen in al haar beleid en optreden. Een overheid die niet meer wenst te betuttelen en ruimte biedt aan mensen, bedrijven en organisaties. De samenleving is gebaat bij een overheidsstelsel waarbinnen verantwoordelijkheden en taken goed zijn belegd en waarbij doelen en resultaten zo duidelijk mogelijk zijn geformuleerd.
Zeer prijzenswaardig is daarom dat het bestuurscollege en acht van de negen raadsleden middels hun handtekeningen in het bestuursakkoord, niettegenstaande het feit dat het gehele proces nooit een schoonheidsprijs zal verdienen, en tevens het feit dat bijzonder laat in de zittingsperiode een en ander tot stand is gekomen, toch hebben ingezien dat de samenleving van Bonaire gediend is met een openbaar bestuur en een overheid waar burgers op kunnen vertrouwen.
Anticiperend op deze nieuwe ontwikkelingen heb ik in mijn proefschrift daarom aanbevolen om de aandacht te richten op goed openbaar bestuur en een cultuur te kweken van eigen verantwoordelijkheid van besturen om een gewetensvolle invulling te geven aan taken en verantwoordelijkheden van volksvertegenwoordigers en bestuurders in het openbaar bestuur. Het lijkt erop dat hiermee een voorzichtig begin is gemaakt.
Willem A. Cecilia, Bonaire