Ten aanzien van de uitspraak van het Hof HAR 222/13 d.d. 16 januari 2014 inzake het wrakingsverzoek van advocaat Eldon ‘Peppie’ Sulvaran c.s. heb ik de volgende aandachtspunten en commentaren opgesteld. Ik heb de tijd genomen om naar deze uitspraak te zoeken en onder andere deze opsommingen mijnerzijds op papier te zetten.
- De grond voor het wrakingsverzoek tegen rechter mr. A. Mijnssen betreft een voorval van 14 jaar geleden. Daar is voor een beschikking een model gebruikt waarbij ten onrechte een stuk tekst is blijven staan. Het ging volgens de rechter om een vergissing waarbij drie rechters betrokken waren en waardoor geen cliënt van de advocaat is benadeeld. Naar mijn mening gaat het er niet alleen om of enig persoon benadeeld werd of niet.
- Feit is dat niet één van die rechters de zogenoemde vergissing heeft opgemerkt. Dit doet bij mij de vraag rijzen of deze rechters die beschikking hebben ‘gescrutineerd’ of dat zij dit gewoon hebben ondertekend.
- Rechters zijn namelijk hooggerenommeerde (Rijks)ambtenaren die een zeer hoge graad van vertrouwen van de gemeenschap genieten. Het is daarom ook dat drie rechters tegelijk zich niet konden permitteren om zo’n vergissing te begaan. Bij mij blijft daarom het gevoel hangen dat de drie rechters die de wrakingszaak behandelden niet eens de moeite hebben genomen om te zeggen: ,,Jullie hebben wel beter moeten opletten.” Of dit wel binnenskamers is gebeurd blijft een vraag.
- In de uitspraak d.d. 6 januari 2014 wordt door het Hof vermeld: ,,Wat overblijft zijn fouten, zowel in de beschikking, als bij een poging die te herstellen.” Het Hof stelt verder in dezelfde uitspraak: ,,Die fouten hoeven niet te worden gebagatelliseerd, maar leveren geen aanwijzing op dat mr. Mijnssen, als één van de rechters die ze maakte, ten opzichte van verzoekers enige vooringenomenheid koestert.”
- Het Hof stelt duidelijk dat er fouten zijn gemaakt en dat deze fouten niet hoeven te worden gebagatelliseerd. Het zijn juist deze niet te bagatelliseren fouten die een gevoel van onbehagen en ongeloofwaardigheid wekten bij de gedaagden/verzoekers. Er is sprake van een mengelmoes van duidelijke objectieve fouten door drie rechters. Dus de ‘benefit of the doubt’ had ten voordele van de gedaagden/verzoekers moeten vallen. En niet ten voordele van degenen, die de ‘niet te bagatelliseren’ fouten hebben begaan.
- Dat het Hof stelt dat die fouten geen aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid van rechter Mijnssen, is een subjectief oordeel dat men slechts met overtuiging (zoals vereist bij uitspraken van rechters) kan stellen indien men een ‘mindreader’ is. Deze redenering van mij krijgt meer gestalte door hetgeen het Hof verder in zijn uitspraak stelt, namelijk: ,,Het is aan de rechter zelf of hij verzoekt zich te mogen verschonen.”
- Voor een doodgewone leek die wel even verder denkt, lijkt deze stelling van het Hof zeer dualistisch. Het Hof laat het namelijk aan degene die de niet te bagatelliseren fouten heeft begaan, of hij/zij zich uit de zaak terugtrekt of niet en dat het Hof daarover geen beslissing neemt. Het causale van de zaak (de niet te bagatelliseren gemaakte fouten) wordt terzijde geplaatst om het dubieuze en subjectieve van de zaak te honoreren, namelijk ‘laat rechter Mijnsens zelf beslissen of hij zich terugtrekt uit de zaak’. Al weet deze rechter dat het beter zou zijn geweest om zich uit de zaak terug te trekken, hij zou het nooit hebben gedaan want dat zal betekenen een autowrakingsactie die opgenomen wordt in zijn curriculum vitae. De afwijzende beslissing van het Hof op 6 januari 2014 in zijn beschikking gegeven door mrs. A.J. Beukenhorst, P.W. van Schendel en I.W.M. Laurijssens, laat bij mij toch een nare smaak achter.
Felix D. Pinedo,
Curaçao