Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het percentage duurzaam opgewekte energie gaat de komende jaren volgens Aqualectra flink stijgen. Nu nog komt zo’n 30 procent van de elektriciteitsproductie op Curaçao uit hernieuwbare bronnen.
In verschillende stappen moet dit percentage in 2027 stijgen naar 70 procent. Dit is te lezen in het op 2 mei gepubliceerde TNO-rapport ‘De energietransitie in Aruba, Curaçao en Sint Maarten’, dat werd opgesteld in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK), dat Rob Jetten (D66), demissionair minister voor Klimaat en Energie, gisteren naar de Tweede Kamer stuurde.
Dit betekent dat het percentage van 70 procent sneller wordt bereikt dan eerder werd aangenomen. In een van de toespraken tijdens de groundbreaking van windmolenpark Koraal Tabak werd nog gezegd dat het aandeel van 70 procent hernieuwbare energie binnen de elektriciteitsmix rond het jaar 2030 zou worden bereikt, als het bewuste windpark verder uitgebreid zou worden.
De huidige 30 procent is vooral te danken aan de drie al bestaande windparken op het eiland - waarvan twee op de Hatovlakte bij Tera Korá en een bij Playa Kanoa - die met een gezamenlijke productiecapaciteit van 46,5 MW goed zijn voor 25 procent.
Aan het eind van 2024, wanneer het in aanbouw zijnde windmolenpark Koraal Tabak van 22 MW wordt opgeleverd, evenals een zonnepark van 10 MW en voor 32,5 MW aan opslagbatterijen, moet het aandeel hernieuwbare energie gestegen zijn naar rond de 50 procent, waarvan 40 procent door windenergie en 10 procent door zonne-energie.
In 2027 moet de volgende slag op het gebied van duurzame energie worden geslagen. Hierover is in het rapport te lezen: ,,In 2027 is Aqualectra van plan om de turbines bij de twee oudste windparken te vervangen door nieuwe, grotere modellen. Hiermee stijgt de totale capaciteit windenergie naar 94,5 MW. Om de grote hoeveelheden windenergie in te passen wordt er nogmaals 10 MW aan batterijen toegevoegd. Met dit project wordt het aandeel hernieuwbaar in de elektriciteitsmix verder verhoogd naar 70 procent.”
Het uiteindelijke doel is, volgens het rapport, dat Curaçao - net als de landen Aruba en Sint Maarten - voor 100 procent duurzame energie gaat opwekken. ,,Wat betreft de verdere opschaling van hernieuwbare bronnen naar 100 procent hernieuwbaar is er op dit moment weinig bekend en ontbreekt onderzoek en duidelijkheid over welke investeringen daarvoor nodig zijn. Mogelijkheden zijn verdere uitbreiding van windenergie - eventueel ook met wind op zee -, verdere uitbreiding van zonne-energie, afvalverbranding, verbranding van methaan uit afval en het gebruik van waterstof of biobrandstoffen”, zo is in het TNO-rapport te lezen.
Uiteraard hangt aan deze verduurzaming van de elektriciteitsproductie een prijskaartje. En dat niet alleen. Aqualectra moet de komende jaren ook investeren in het elektriciteitsnet. ,,Voornamelijk om te voldoen aan de groeiende elektriciteitsvraag, zoals de groei in elektrische voertuigen, maar ook het groeiende aandeel decentraal opgewekte elektriciteit van zon op daken”, zo schrijft TNO.
De totale verwachte investeringskosten in het elektriciteitsnet en voor de verduurzaming van de elektriciteitsmix bedragen 272 miljoen euro. Een groot deel hiervan is volgens het onderzoeksrapport voor de windparken (172 miljoen euro) en wordt naar verwachting opgebracht door private partijen, die vervolgens de elektriciteit aan Aqualectra verkopen.
Geen SDE++ maar kapitaalinvesteringen
Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van verschillen regelingen - zoals de Subsidie Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) - die volgens het nog geldende coalitieakkoord van het kabinet-Rutte 4 zouden worden opengesteld voor aanvragen vanuit het gehele Koninkrijk, waaronder de CAS-eilanden.
Eerder informeerde Jetten de Tweede Kamer dat het niet mogelijk is ‘om de systematiek van de structurele SDE++ exploitatiesubsidie een-op-een toe te passen in de landen’. Redenen die hij hiervoor gaf zijn de kleinschaligheid van en de marktomstandigheden op de elektriciteitsmarkten van CAS-eilanden en de gestelde verplichtingen in de algemene uitvoeringsregeling van de SDE++.
De meest effectieve aanpak zou volgens hem daarom zijn om per eiland één of enkele projecten te financieren, waarbij bestedingen gericht zijn op kapitaalinvesteringen in plaats van op operationele kosten die gemaakt worden tijdens de exploitatie, zoals in de SDE++.
,,Ik onderschrijf de conclusies uit het TNO-onderzoek dat de belangrijkste knelpunten voor de energietransitie de beperkte financieringsmogelijkheden voor met name investeringen in het elektriciteitsnet, netaansluitingen en batterijopslag zijn”, zo schrijft Jetten aan de Kamer.
Verder schrijft de minister: ,,Om deze investeringen mogelijk te maken is naar verwachting ten hoogste een subsidie van 150 miljoen euro benodigd (voor alle CAS-eilanden samen, red.). In de aankomende tijd zal de inzet van de middelen, op basis van het TNO-onderzoek en in goed overleg met Aruba, Curaçao en Sint Maarten, verder uitgewerkt worden.”
Jetten zegt dat er hiervoor vanaf 2030 financiële ruimte is op de Aanvullende Post voor stimulering duurzame energieproductie en overig klimaatbeleid. ,,Voor daadwerkelijke besteding van deze middelen is besluitvorming noodzakelijk, en dit is ook afhankelijk van parlementaire goedkeuring. Mijn opvolger zal uw Kamer hierover nader informeren”, aldus de Klimaatminister.