‘Onderhandse verkoop zonder rechterlijke toestemming’
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het feit dat Curaçao Refinery Utilities (CRU) en moederbedrijf Refineria di Kòrsou (RdK) de kaken stijf op elkaar houden, zodra het gaat over de onlangs afgeronde onderhandse verkoop van bijna 500.000 vaten fuel oil, die in de Bullenbaai-terminal lagen opgeslagen, brengt de nodige geruchten op gang.
Zo wordt bijvoorbeeld ook de vraag gesteld of de olie überhaupt wel onderhands verkocht mócht worden.
In eerste instantie werd door middel van een executieveiling getracht een zo hoog mogelijk bod te krijgen. Met de twee hoogste biedingen, van respectievelijk 28,6 en 28,5 miljoen dollar leek dat ook te lukken. Totdat bleek dat zowel de hoogste bieder, I & E Petroleum Group, als de nummer twee, Count Energy, niet aan hun betalingsverplichtingen voldeden.
Enkele dagen voor de geplande herveiling, die op 14 februari moest plaatsvinden, werd deze veiling echter zonder opgaaf van redenen afgeblazen. Afgelopen vrijdag kwam de aap uit de mouw: CRU bevestigde in een ronkend persbericht dat de betreffende olie onderhands was verkocht. Maar aan wie en voor hoeveel werd, ook na vragen van deze krant, niet bekendgemaakt.
Naar aanleiding van de berichtgeving hierover, ontving de redactie van het Antilliaans Dagblad een tip van een op het eiland werkende advocaat, die meldde: ,,Als die (de olie, red.) inderdaad onderhands is verkocht, dan heeft de rechter daar toestemming voor moeten verlenen.”
Als uitleg wordt door deze persoon gegeven: ,,De gedachte is dat de hoogste prijs moet worden behaald en die (in een ideale wereld) wordt behaald bij openbare verkoop. Als je daarvan wil afwijken, dan heb je dus toestemming van de rechter nodig en die zal onder meer beoordelen of de prijs hoog genoeg is.”
Navraag door deze krant bij het gerecht, leert dat geen rechter zich over deze recente verkoop gebogen heeft.
Ook het advocatenkantoor HBN Law & Tax, dat CRU/RdK juridisch bijstaat, is om een reactie gevraagd, op de stelling dat een rechter akkoord had moeten gaan met de verkoop van de fuel oil. Hun reactie: ,,Ik begrijp de zienswijze van degene die jullie getipt heeft. Maar hij/zij gaat uit van de verkeerde feiten. Ik kan daar helaas verder weinig over zeggen.”
Vrij vertaald zouden er in deze zaak dus feiten en/of omstandigheden kunnen zijn die maken dat de olie inderdaad zonder tussenkomst en toestemming van een rechter verkocht mocht worden.
Volgens een andere door deze krant geraadpleegde advocaat klopt dat. Uitgelegd wordt dat indien Lead World Group - de partij die pretendeert eigenaar van de olie te zijn - en CRU - die beslag heeft gelegd op de olie, nadat de huurpenningen van de gebruikte olietank op Bullenbaai niet betaald werden - de handen ineen hebben geslagen, ‘niemand zich hiertussen kan wringen’.
Of dit ook het geval is, is echter niet bekend. En zolang CRU/RdK deze kwestie in nevelen gehuld laat, blijft dat misschien ook zo. Vele beweren dat van een overheidsbedrijf (veel) meer transparantie mag worden verwacht en zelfs worden afgedwongen.