‘Geen beleid met vastgestelde doorlooptijd van strafzaken’
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Uit inspectie-onderzoek blijkt dat de personele capaciteit een uitdaging is voor de opsporingsinstanties OM, KPC, LrC en RST.
Dat stelt de Raad voor de Rechtshandhaving in een onderzoek gedaan naar de voortvarendheid in de afhandeling van opsporingsonderzoeken. Het Openbaar Ministerie (OM), het Korps Politie Curaçao (KPC), de Landsrecherche Curaçao (LrC) en het Recherche Samenwerkingsteam (RST) ‘hebben geen beleid met vastgestelde termijnen waarin de doorlooptijd van strafzaken zijn opgenomen’, aldus de Raad.
Ondanks een uitdaging met de personele capaciteit ‘bestaat het beeld’, aldus de Raad, dat het bij het OM, het KPC en het RST ‘niet onredelijk lang duurt om een strafrechtelijk onderzoek af te ronden’. Bij de LrC bestaat wel het beeld dat het gebrek aan personele capaciteit een negatief invloed heeft op de afronding van de strafzaken binnen een afzienbare tijd.
De Raad voor de Rechtshandhaving: ,,In de praktijk wordt op het gebrek van personeel gemanaged. Het KPC, bijvoorbeeld, krijgt ondersteuning van het RST en de Koninklijke Marechaussee (KMar) om onderzoeken van strafrechtelijke zaken uit te voeren.” Toch is de Raad van oordeel dat de opsporingsinstanties moeten beschikken over eigen personele capaciteit conform hun inrichtingsplannen.
Het KPC en de LrC kampen voorts ook met een gebrek aan moderne opsporingsmiddelen. ,,Het gebrek aan deze middelen kan ervoor zorgen dat onderzoeken meer dan nodig vertraging oplopen”, aldus het onderzoek.
In de praktijk wordt dit risico gemitigeerd, omdat de opsporingsinstanties hierin onder meer ondersteuning krijgen van het RST en de KMar, die wel over deze opsporingsmiddelen beschikken. De Raad is van oordeel dat structureel voorzien moet worden in adequate middelen voor de opsporingsinstanties.
,,Of de opsporingsorganisaties niet onredelijk lang duren om een strafzaak af te ronden kon niet worden bevestigd, omdat de opsporingsorganisaties geen registraties bijhouden van de datum van instroom en uitstroom van strafzaken.” De Raad is van oordeel dat de opsporingsinstanties er goed aan doen registraties bij te houden van de in- en uitstroom van strafzaken. De Raad noemt het gebrek aan data over de doorlooptijd van strafzaken binnen de justitiële keten ‘een gemis’.
De nationale wetgeving bevat verschillende bepalingen die aangeven dat strafzaken binnen een redelijke termijn moeten worden afgerond. De Staatsregeling van Curaçao bepaalt dat de berechting van degene die van zijn vrijheid is ontnomen binnen een redelijke termijn moet plaatsvinden (artikel 17, derde lid, van de Staatsregeling van Curaçao). Het Wetboek van Strafvordering Curaçao bevat verschillende termijnen die het OM in het kader van vrijheidsontneming strikt moet hanteren. De vereiste in de wetgeving noopt de organisaties tot het stellen van een beleid om uitvoering daaraan te geven. Voorts bevordert het hanteren van een beleid de transparantie van de opsporingsorganisaties en de rechtszekerheid voor de daders en slachtoffers.
Ondanks dat er geen beleid is, zijn er binnen de justitiële keten verschillende stuurgroepen in het leven geroepen om opsporingsonderzoeken te sturen. Er wordt gestuurd zowel op strategisch als op tactisch en op operationeel niveau. Strafzaken worden in de stuurgroepen geprioriteerd en gemonitord. ,,De Raad acht het positief dat de opsporingsinstanties verschillende overlegstructuren in het leven hebben geroepen om, onder meer, op de doorlooptijd van de strafzaken te sturen.”