SER over basisbetaalrekening: Financiële geletterdheid mist
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Financiële inclusie gaat niet alleen over het al dan niet hebben van een betaalrekening. Misschien is bestaanszekerheid wel een belangrijker fundament van een inclusieve samenleving.
Bovendien is het urgenter dat burgers om kunnen gaan met computers, websites, (pin)automaten en dergelijke en beschikken over een snelle internetverbinding als het gaat om het hebben van een betaalrekening bij een bank en financiële inclusie. ,,Personen die deze digitale vaardigheden ontberen en het moeilijk vinden om te werken met digitale middelen, zoals pc’s, laptops, smartphones of tablets zullen, mogelijkerwijs, langzamerhand uitgesloten worden van deelname aan de samenleving”, zo voert de Sociaal-Economische Raad (SER) aan in het jongste advies over de Landsverordening basisbetaalrekening.
Ten aanzien van bestaanszekerheid wordt gesteld dat, voordat iemand overgaat op het openen van een bankrekening het belangrijk is dat een persoon ‘adequate en duurzame toegang heeft tot (of de beschikking heeft over) inkomen en middelen om in de basisbehoeften te kunnen voorzien’. De SER ziet ook het spoedeisende belang van de wet niet in, want zo wordt aangevoerd: ,,Dat 16 procent van de meerderjarige bevolking niet over een betaalrekening beschikt is niet verwonderlijk gezien het hoge werkloosheidspercentage (gemiddeld 14 procent in de afgelopen tien jaar), de lage participatiegraad van de bevolking en, vooralsnog, de hoge mate van gebruik van contant geld op Curaçao.”
Een ander aspect dat het hebben van een basisrekening in de weg staat, is de financiële geletterdheid dat onder een deel van de bevolking laag is waardoor de consument niet optimaal kan profiteren van nieuwe financiële diensten. ,,Immers, zonder financiële kennis en vaardigheden biedt wet- en regelgeving de consument onvoldoende rechtsbescherming en kunnen de operationele kosten voor financiële instellingen toenemen”, aldus het adviesorgaan. Dat verwijst naar een onderzoek van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) waaruit blijkt dat 53 procent van ondervraagde respondenten een lage mate van financiële geletterdheid heeft. De SER vindt dit zorgwekkend en maakt zich zorgen over het gevaar dat daarin schuilgaat dat kan leiden tot het nemen van verkeerde financiële beslissingen door consumenten.
En daarom staat in het advies: ,,Gezien de genoemde digitale ontwikkelingen vindt de SER de toegang tot digitale financiële diensten naast de mogelijkheid om chartaal geld (dit is het tastbare geld, red.) te kunnen gebruiken integraal onderdeel van de benodigde middelen om in de basisbehoeften te kunnen voorzien. Dat moet blijvend als wettig betaalmiddel wordt erkend en geaccepteerd en consumenten moeten de keuze blijven behouden om ook met chartaal geld te kunnen betalen.”
Verwijzend naar de Verenigde Naties wordt gesteld dat financiële dienstverleners zich moeten aanpassen aan de behoeften en capaciteiten van klanten en dat de diensten veilig en klantvriendelijk moeten zijn en tot positieve resultaten moeten leiden. Er wordt ook nog verwezen naar een onderzoek van de CBCS uit 2020. Daaruit blijkt dat contante betalingen populair zijn op Curaçao. ,,De raad beveelt de regering sterk aan om ervoor te zorgen dat de mogelijkheden om met contant geld te betalen worden behouden. Munten en bankbiljetten zijn immers wettige betaalmiddelen en mogen niet geweigerd worden.”
De regering zou zich dan ook moeten richten op ‘een gedegen consumentenbescherming, want de combinatie van nieuwe (innovatieve) producten en diensten en dienstverlening en onervaren consumenten brengt nieuwe risico’s met zich mee’. Het instituut spreekt van het geven van financiële educatie, ook in bijvoorbeeld het Papiaments. En daarom wordt aanbevolen: ,,Voorafgaand aan de invoering van de basisbetaalrekening moet er een strategie ter bevordering van financiële inclusie worden opgezet. Door de aanbevolen stappen te volgen en rekening te houden met de specifieke behoeften van de doelgroep, is de SER in zekere zin ervan overtuigd dat een doeltreffend programma voor financiële inclusie kan worden ontwikkeld.”
Uit documenten in het aangeboden dossier leidt de SER tot slot af dat het ontwerp een initiatief is van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS). Maar de raad vindt het opstellen van beleid geen taak van de CBCS.