Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Er is bij de onderhandelingen over de Onderlinge Regeling (OR) geen discussie geweest over het financieringspakket. ,,Dat is hetzelfde gebleven en we hebben niets, maar dan ook niets verloren”, aldus Caryl Monte, voorzitter van de Nationale Hervormingscommissie, gisteren in de persconferentie over de OR.
Zijn bewering staat lijnrecht tegenover het vergelijkingsonderzoek dat Suzy Camelia-Römer in een opiniebijdrage heeft gedaan, zoals te lezen op de middenpagina van deze krant.
Volgens Monte zijn er drie geldstromen vanuit Nederland. De eerste is liquiditeitssteun in geval van nood. Daarnaast zijn er de investeringen voor de hervormingen die lopen via de Tijdelijke Werkorganisatie (TWO), de voorloper van wat het Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling, Coho, had moeten worden. Een deel hiervan is bestemd voor de apparaatskosten van TWO zelf en de menskracht die vanuit Nederland beschikbaar gesteld wordt voor uitvoering van de Landspakketten van de eilanden. De derde financieringsstroom is in de vorm van ‘al dan niet reeds bestaande financiële stromen vanuit Nederlandse departementale begrotingen’. Monte noemt hierbij onder andere de Koninklijke Marechaussee (KMar), het grenstoezicht, het Recherche Samewerkingsteam (RST), de kustwacht, bestrijding ondermijning bij het Openbaar Ministerie (OM), de Curaçaose Militie (CurMil) en de sociale vormingsplicht.
Al deze geldstromen telt Monte bij elkaar op en komt dan tot de slotsom dat ‘we vergeleken met 2020 een groter pakket op tafel hebben liggen van 3,3 miljard gulden’.
Als gekeken wordt naar de argumentatie van Camelia-Römer dan gaat zij alleen in op het tweede deel van het pakket, dat precies het onderdeel van de OR beschrijft.
Ten aanzien van de liquiditeitssteun legt Monte uit dat tijdens de coronacrisis Nederland 911 miljoen gulden aan Curaçao heeft verstrekt aan noodhulp in de vorm van een renteloze lening. Deze lening moet in oktober van dit jaar terugbetaald worden. Maar, zo legt Monte uit: ,,Nederland begrijpt wel dat geen van de CAS-landen (Curaçao, Aruba en Sint Maarten) dit geld terug kan betalen. Nederland staat open voor herfinanciering.”
Ten aanzien van het derde punt kan gesteld worden dat dit gaat om financiering gaat die al jaren zo geregeld is, zoals de kustwacht en Defensie, maar ook de KMar, RST en CurMil. Monte noemt in dit verband een bedrag van 610 miljoen euro over de periode 2021-2027.
De tweede financieringsstroom is die van de OR. ,,Dit is de onveranderde begroting van Coho”, aldus Monte. ,,Het gaat om 30 miljoen euro over zeven jaar (2020-2021).” Een deel daarvan gaat dus op aan TWO en beschikbaar gestelde expertise voor de uitvoering van het Landspakket. Monte concludeert uiteindelijk: ,,We hebben financieel niets verloren. Als we een vergelijking maken met 2020, dan hebben we nu meer geld ter beschikking gedurende het hele traject tot 2027.”
Ingewijden spreken Monte tegen
Volgens de Curaçaose regeringstopadviseur Caryl Monte zijn de geldmiddelen die Nederland beschikbaar stelt voor de uitvoering van het Landspakket, 30 miljoen euro, ‘gelijk gebleven’. Dat klopt niet, zeggen door deze krant geraadpleegde ingewijden. Zij missen het veel grotere bedrag voor het zogeheten ‘investeringspakket’ voor Curaçao (Aruba en Sint Maarten).
Er was volgens hen destijds in verband met Coho 457 miljoen euro beschikbaar voor investeringen, zo blijkt uit de brief van 27 januari 2021 ‘Overzicht budgettaire besluitvorming na Najaarsnota’ van toenmalig Financiënminister Wopke Hoekstra (CDA). Dit was naast de 18 miljoen euro ter ondersteuning van het Coho-orgaan, de uitvoeringorganisatie in verband met het Landspakket; dit voor de drie (ei)landen. Alleen dit laatste is ongeveer gelijk gebleven. De investeringsbedragen echter, komen niet meer voor in de documenten.
Met de onlangs ondertekende Onderlinge Regeling (in plaats van Coho) is er de komende jaren nog slechts 120 miljoen euro, te verdelen over de drie Caribische landen en uitgesmeerd over vier jaar; zo blijkt uit de toelichting op de regeling van 4 april 2023. Als hier nog eens de 6,5 miljoen euro per jaar voor de apparaatskosten (uitvoeringsorganisatie met onder meer Nederlandse consultants) van af moet, blijft er minder dan 8 miljoen euro per eiland per jaar over.
Monte verwijst verder naar de liquiditeitssteun; het betreft de al geleende gelden. Deze verwijzing is van weinig waarde, aldus de ingewijden, want dit staat los van het accepteren van Coho of niet. Er was door Curaçao al 911 miljoen gulden geleend en dit heeft verder niets te maken met Coho of de Onderlinge Regeling.
Ook noemt Monte de bedragen die Nederland bijdraagt aan de kustwacht, het Recherche Samenwerkingsteam RST etc. Dit betreffen echter reguliere autonome bijdragen en hebben geen relatie met Coho of de Onderlinge Regeling. Het zijn permanente uitgaven, die er in het Koninkrijk altijd zullen zijn.
Wat premier Gilmar Pisas (MFK) nu dient uit te leggen is: welke bedragen stelt Nederland beschikbaar voor investeringen - het ‘investeringspakket’ - in de jaren van 2023 tot 2027? Want daarover is in de nieuwe stukken nog niets terug te vinden.