‘Geen vragen vanuit de Raad voor de Rechtshandhaving ontvangen’
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Vanuit de krant moest het Hof vernemen dat er een rapport is gepubliceerd over het criminaliteitsbestrijdingsfonds, waarin conclusies worden getrokken over het functioneren van het Hof op dit onderwerp, en waarbij aanbevelingen worden gegeven in relatie tot het Hof.
Zo laat de president van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, Mauritsz de Kort, weten aan de Raad voor de Rechtshandhaving (RvdR). Gesteld wordt dat het Hof kennis heeft genomen van het artikel ‘Inrichting crimefonds traag’, zoals geplaatst op de voorpagina van het Antilliaans Dagblad van donderdag 30 maart.
In het artikel wordt verwezen naar een recent uitgebracht rapport van de Raad voor de Rechtshandhaving, met als titel: ‘Beheer criminaliteitsbestrijdingsfonds’ en met subtitel ‘Een vervolgonderzoek naar de stand van zaken over de opvolging van de aanbevelingen uit 2018’.
Zonder inhoudelijk in te willen gaan op het rapport, constateert het bestuur van het Hof dat het rapport niet voorafgaand aan de publicatie met het bestuur van het Hof is besproken, en ook is het rapport niet aan het bestuur verstrekt. ,,Het Hof heeft - naar ons weten - geen vragen vanuit de RvdR ontvangen over dit onderwerp, en is daarom verbaasd hoe de Raad tot zijn conclusies en aanbevelingen komt.”
De RvdR bestaat uit drie personen: Marylène Koelewijn (voorzitter), Luigi Virginia en Migdala Clarinda. Deze Raad is geregeld bij consensusrijkswet. De raadsleden zijn benoemd bij Koninklijk Besluit op voordracht van hun ministers. ,,De Raad is geen politiek orgaan, maar heeft wel gevoel voor bestuurlijke verhoudingen”, meldt de website.
In het rapport wordt gerefereerd aan een ander rapport, namelijk ‘Optimaliseringstraject Financiële Organisatie Criminaliteitsfonds’ van 12 november 2021, wat door een extern bedrijf is gemaakt. Ook dit is niet bij het Hof bekend.
In mei 2021 zijn, in opdracht van het ministerie van Justitie, door een extern bedrijf aan het Hof vragen gesteld over het criminaliteitsbestrijdingsfonds. Die vragen zijn door de toenmalige directeur bedrijfsvoering beantwoord, legt president De Kort uit. ,,Op basis van de antwoorden op die vragen, kunnen er ons inziens geen conclusies getrokken worden, zoals verwoord in het rapport van de RvdR. Indien de Raad uit is gegaan van informatie uit het rapport van het externe bedrijf, dan is deze na ruim anderhalf jaar gedateerd en achterhaald door nieuwe feiten.”
In de afgelopen periode heeft het Hof ‘geïnvesteerd in het verder verbeteren en optimaliseren van de bedrijfsvoering’, waarbij ook acties zijn gezet op de administratie van de zogenaamde derdengelden die gestort moeten worden in het criminaliteitsbestrijdingsfonds, en waarvan het Hof de bewaarder is.
Het bestuur van het Hof heeft ook besloten om jaarlijks de derdengelden door een extern accountantsbureau te laten controleren. Verder vindt vanuit het Hof periodiek overleg plaats met zowel het Openbaar Ministerie als met de minister van Justitie over stortingen en doorstortingen van de derdengelden.
Daarom wil het Hof weten op basis van welke gegevens de RvdR tot conclusies en aanbevelingen is gekomen. Een ook wat de overwegingen van de Raad waren om deze conclusies en aanbevelingen voorafgaand aan de publicatie niet bij het Hof te verifiëren en met het bestuur te delen.
Mede gelet op het feit dat het rapport van het externe bedrijf gedateerd is en achterhaald is door nieuwe feiten, vraagt het Hof verder in welke mate het rapport van dit externe bedrijf heeft bijgedragen aan de RvdR-conclusies en aanbevelingen, en op welke wijze de Raad zelf onderzoek heeft gedaan ‘ter verifiëring van de conclusies’.