Van de vijftig tehuizen hebben er veel geen vergunning
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De ouderenzorg op Curaçao is versnipperd. Daar is onder andere de (oude) verschillende wetgeving debet aan waardoor de zorg onder verschillende ministeries valt.
Maar ook is er onduidelijkheid over de verschillende soorten zorg die verleend wordt. De controle op de kwaliteit van zorg ontbreekt en ook de financiering is niet eenduidig. Verder worden met betrekking tot plaatsing verschillende indicaties gebruikt, afhankelijk van de route die de oudere bewandelt. Het indicatiebeleid is bovendien volgens normen die heden ten dage niet meer voldoen. Er missen beleidsplannen, hoewel de wet dit voorschrijft.
Dit wordt vastgesteld door de Raad voor Ouderenbeleid in een samenvatting van het onlangs aangeboden ‘Adviesrapport Wet- en Regelgeving Ouderenzorg’. ,,De terminologie, die destijds in de diverse regelingen gebruikt werd ter aanduiding van instellingen waar de regelgeving op betrekking heeft, is verwarrend. De begripsbepalingen van bijvoorbeeld bejaardentehuis, verzorgingshuis en zorginstelling komen niet overeen met de praktijk en dienen nodig zorgvuldiger geherformuleerd te worden”, zo stelt de Raad onder andere vast. ,,Voor het efficiënt toewijzen van zorg en het efficiënt monitoren van de indicatiestelling, voor een efficiënt overzicht van de benodigde kosten nu en het adequaat bepalen van de behoefte in de toekomst en vooral ter waarborging van kwaliteit van intramurale ouderenzorg, is samenwerking tussen ministeries noodzakelijk.”
Volgens recente cijfers van Geneeskunde en Gezondheidszaken (G&Gz) zijn er meer dan 50 instellingen op Curaçao die zich bezighouden met de intramurale zorg voor ouderen. ,,Uit onderzoek blijkt dat de meeste instellingen niet over een vergunning beschikken. Controle op uitvoer van de wettelijke eisen geschiedt nauwelijks, zeker niet op reguliere basis, en toezicht op het voldoen aan het totaal van eisen is in feite niet door één enkel ministerie uit te voeren”, aldus de Raad.
Ieder bejaarden- of verzorgingshuis moet dus over een vergunning beschikken, afgegeven door of namens de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN). Hierin worden onder andere de eisen opgenomen waaraan het tehuis moet voldoen. Een aantal van deze wettelijke eisen valt echter onder de controlebevoegdheid van andere ministeries. Want, zo staat geschreven: ,,Na de wording van het Land Curaçao in 2010 zijn de voormalige eilandelijke en landelijke regelingen naast elkaar komen te staan. Regelingen die normering, toezicht en financiering van de ouderenzorg betreffen werden sindsdien verdeeld over meerdere ministeries. Door versnippering van bestuurlijke verantwoordelijkheden dreigt inefficiëntie in het beleid en deficiëntie van de zorg. Het adviesrapport is primair gericht aan het ministerie van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW) en het ministerie van GMN. Een allesomvattende bestuurlijke verantwoording behelst voor een aantal facetten echter ook de ministeries van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP) en van Justitie.”
Met de steeds snellere vergrijzing van de bevolking maakt de Raad voor Ouderenbeleid zich zorgen om de plaatsing en verzorging van ouderen in de tehuizen, wat zijn weerslag heeft op de kwaliteit, de benodigde kwantiteit en de kosten van de zorg. Zo is er ook een onduidelijk indicatiebeleid en voldoen de normen waaraan voldaan moet worden niet meer. Maar het begint eigenlijk al bij de gehanteerde benamingen van bejaardentehuis en verzorgingstehuis. ,,In de wetgeving wordt gesproken over ‘bejaardentehuizen en verzorgingshuizen’. Een verzorgingshuis is echter in de moderne terminologie een van de vormen van een bejaardenhuis. Er is bovendien in de meeste landsbesluiten geen definiëring van verpleeghuiszorg”, zo wordt uitgelegd.
Om een voorbeeld te geven van hoe meer complex de bejaardenzorg kan zijn, wordt verwezen naar het Nederlandse Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). In een lijst wordt hier onderscheid gemaakt tussen zorg met aandacht voor persoonlijke verzorging, verpleging, huishoudelijke verzorging, dagbehandeling, ondersteunende begeleiding algemeen, activerende begeleiding en diagnose-behandelcombinatie.
Ouderen worden via de minister van GMN in een bejaardenhuis geplaatst na advies van de indicatiecommissie. Dit geldt voor tehuizen die financiering ontvangen van SOAW. Voor financiering vanuit de Algemene Verzekering Bijzondere Ziektekosten (AVBZ) is een advies nodig van een indicatiecommissie, die is vastgelegd in de AVBZ-wetgeving. Deze commissie is niet dezelfde als die van GMN/SOAW. En deze indicatiecommissies hebben dus elk een eigen en verschillend indicatiebeleid ‘volgens normen die heden ten dage niet meer voldoen’. ,,Zo is het gebruik van de Activiteiten Dagelijks Leven (ADL)-score ter indicering en vervolgens monitoring van de zorgbehoefte aan revisie toe”, zo wordt eraan toegevoegd.
Ook zijn er geen beleidsplannen opgesteld. De Landsverordening Bejaardentehuizen en Verzorgingshuizen stelt dat de betrokken overheidsdiensten een vijfjarenbeleidsplan dienen vast te stellen. De landsverordening AVBZ schrijft voor dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) een meerjarenbeleidsplan opstelt dat een periode van ten minste drie jaar omvat en dat jaarlijks wordt bijgesteld. De Raad: ,,Aan beide wettelijke verplichtingen wordt niet voldaan.”
Voorzitter van de Raad voor Ouderenbeleid is Rob de Lannoy en vicevoorzitter Francis Faulborn.
Centrale financiering nodig
Uit de rapportage blijkt dat verschillende instellingen gefinancierd worden vanuit verschillende ‘potjes’. Want ‘de grotere instellingen bieden zorg aan jonge chronisch zieken’. ,,In vrijwel alle instellingen vinden alle niveaus van zorg plaats: begeleiding, verzorging, revalidatie, verpleging en ook terminale zorg. Met name de kleinere instellingen zijn niet bij machte om op de behoefte gerichte adequate zorg te bieden.” En: ,,Zoals hier aangegeven, is regelgeving omtrent de financiering van de zorg verdeeld over meerdere wettelijke regels en verdeeld tussen onder meer het ministerie van GMN en het ministerie van SOAW. Ook is aangeven dat in feite alle instellingen zorg bieden aan ouderen met vrijwel alle niveaus van zorgbehoefte, waarbij dezelfde zorgbehoefte op meerdere wijzen kan worden gemeten, vanuit meerdere wettelijke bepalingen die meerdere ministeries betreffen kan worden bekostigd of afgewezen. De Raad pleit voor financiering vanuit één centrale en eenduidige indicatiestelling.”
Daar moet ook een interdepartementaal samenwerkingsorgaan aan ten grondslag liggen. Dat orgaan moet de tehuizen die geen vergunning hebben in de gelegenheid stellen om deze alsnog aan te vragen. ,,Bij gebleken ontbreken aan de wettelijke eisen adviseert de Raad om de nodige tijd en ondersteuning te bieden om de achterstand alsnog weg te werken. Het interdepartementale samenwerkingsorgaan krijgt hiermee naast controle en toezicht ook een adviserende en begeleidende rol.”