SER: Drastische koerswijziging zorgcontracten slecht gemotiveerd
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Sociaal-Economische Raad (SER) kan niet begrijpen dat de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN) een drastische koerswijziging voorstelt met betrekking tot de zorgcontracten tussen de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en zorgaanbieders.
Dit terwijl de Landsverordening basisverzekering ziektekosten (bvz) uit 2013 nu negen jaar bestaat en er pas twee jaar geleden nadere criteria zijn vastgesteld waaraan zorgcontracten moeten voldoen.
De koerswijziging wordt voorgesteld in het onlangs door minister Dorothy Pietersz-Janga (MFK) aan de SER aangeboden concept-Landsbesluit beheersmaatregelen Fonds basisverzekering ziektekosten (bvz). De SER vindt dat ‘een deugdelijke motivering voor deze drastische koerswijziging’ ontbreekt.
Uitgelegd wordt dat het opstellen van zorgcontracten met zorgaanbieders is vastgelegd in de Landsverordening bvz (2013). Hierin zijn specifieke bepalingen opgenomen met betrekking tot het afsluiten van zorgcontracten volgens modelovereenkomsten, de tarifering, en zijn de overige rechten en plichten van zorgaanbieders beschreven.
Een zorgaanbieder wordt gedefinieerd als ‘een individuele medisch beroepsbeoefenaar, een samenwerkingsverband van medisch beroepsbeoefenaren, voor zover deze een duurzame economische eenheid vormen, of een zorginstelling, waarmee de Uitvoeringsorganisatie (SVB, red.) een zorgcontract heeft gesloten’.
Het Landsbesluit nadere criteria zorgcontracten is nog maar sinds 1 januari 2020 in werking getreden. Hierin staat beschreven dat het sluiten van zorgcontracten tot doel heeft de zorg aan de patiënt te verbeteren en de doelmatigheid in de zorgsector te bevorderen. Ook moeten zorgcontracten leiden tot besparingen in de zorguitgaven.
In het nieuwe wetsvoorstel - twee jaar na de aangenomen nadere criteria zorgcontracten dus - wordt in de toelichting geschreven dat ‘het afsluiten van zorgcontracten als gevolg heeft dat het land Curaçao overspoeld wordt met zorgverleners (zowel medische als niet-medische) waardoor de vraag stijgt of een kunstmatige vraag geschapen wordt; zij moeten immers allen overleven, en dat dit leidt tot ongewenste kostenverhogingen en tenietdoening van alle besparingen’.
‘Argumenten haaks op elkaar’
De SER constateert dat de argumenten haaks op elkaar staan. In de nieuwe wet wordt ook nog aangevoerd dat het onderhandelen met de zorgverleners tijdrovend is, omdat met elk van de zorgverleners afzonderlijk onderhandeld moet worden.
Naar het oordeel van de SER hoeft dit niet per se het geval te zijn. In de Landsverordening bvz is immers opgenomen dat het overleg over de inhoud van zorgcontracten uitmondt in een modelovereenkomst voor de desbetreffende zorgaanbieders. ,,Met andere woorden, er hoeft in beginsel geen individueel overleg c.q. onderhandelingen met zorgverleners gevoerd te worden over de exacte inhoud van de zorgcontracten; hiervoor zijn immers al modelcontracten opgesteld waarvan niet mag worden afgeweken”, aldus de SER.
De minister spreekt van ‘een vreemde eend in de bijt’, waar het gaat om de systematiek van het afsluiten van zorgcontracten. De SER vindt dat als de minister die mening heeft, het voor de hand ligt dat dit artikel in de Landsverordening bvz (van 2013, red.) gewijzigd wordt.