SER: Kostenberekening is verre van volledig
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - In de tijd dat Curaçao onafhankelijk land is in het Koninkrijk, nu bijna 12 jaar, zijn de maximale tarieven voor kleine en middelgrote bussen in totaal tien keer vastgesteld. Per 1 juli 2017 zijn de tarieven voor het laatst vastgesteld en die vaststelling is nooit geformaliseerd.
Dit staat in het onlangs gegeven briefadvies van de Sociaal-Economische Raad (SER) waarin gereageerd wordt op een verzoek vanuit het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) om de tarieven iets te verhogen (variërend van 5 tot 15 cent afhankelijk van de rit die gereden wordt).
,,Dat de sectordirecteur Ondernemen in maart 2022 heeft bevestigd dat genoemde periodes juridisch niet gedekt zijn omdat de bijbehorende wetgeving nimmer is gepubliceerd, acht de SER ondoenlijk en vanuit wetgevingsperspectief zelfs onaanvaardbaar”, zo wordt kritisch vastgesteld.
Over de tarifering merkt de SER op: ,,De huidig voorgestelde tarifering is gebaseerd op aanpassing van slechts een aantal kostencomponenten, die naar het oordeel van de raad verre van volledig is.” De raad is niet alleen kritisch over het gehanteerde rekenmodel, maar ook over de controle en handhaving van de regelgeving, het tegengaan van het exploiteren van een verdienmodel door onderverhuur aan hulpchauffeurs en het waarborgen van een busvervoersysteem waarbij bereikbaarheid, betaalbaarheid, betrouwbaarheid en veiligheid hoog in het vaandel staan.
De SER schetst een beeld van een neerwaartse spiraal: Als de kosten van openbaar vervoer hoger worden, zullen de buschauffeurs minder klanten krijgen en dus minder inkomsten en daardoor geneigd zijn kosten weer te verhogen.
Niet dat de SER geen begrip heeft voor de particuliere buschauffeurs, die zelfstandige ondernemers zijn. ,,De SER kan begrip opbrengen voor de sociaaleconomische situatie van de vergunninghouders/chauffeurs van kleine en middelgrote bussen, in de zin dat zij acuut te maken hebben met een forse verhoging van exploitatiekosten als gevolg van de stijgende brandstofprijzen. Tevens hebben zij de afgelopen twee jaar als gevolg van de Covid-19-crisis minder passagiers kunnen vervoeren. Overigens stond hiertegenover wel de regeling van de overheid ‘compensatie inkomensverlies zelfstandige’ van maximaal 1.335 gulden waarbij de chauffeurs een tegemoetkoming konden aanvragen voor gederfde inkomsten. Deze regeling was van tijdelijke aard; het is de SER echter onbekend hoeveel buschauffeurs van deze regeling gebruik hebben gemaakt.”
Er wordt echter ook een beeld geschetst van een dalende koopkracht over de hele linie, waarbij de groepen met de laagste inkomens het hardst worden getroffen. SER: ,,De minimumlonen, de ouderdomsvoorziening AOV en onderstand zijn de afgelopen jaren niet geïndexeerd. Juist omdat de meeste reizigers behoren tot de groep van werkenden met lage inkomens, studenten en gepensioneerden, kan dit betekenen dat zij minder gebruikmaken van het openbaar vervoer, waardoor op hun beurt de chauffeurs minder inkomsten kunnen verwerven. In dit kader acht de SER een actueel onderzoek naar de koopkracht van gebruikers van het openbaar vervoer wenselijk en zelfs noodzakelijk.”
Tot slot vraagt de SER zich af waarom de tariefsverhoging met spoed per 1 april 2022 moet worden doorgevoerd. ,,Waarom kan de invoering niet plaatsvinden per 1 juli 2022, zoals door de Raad van Ministers eerder besloten?” In 2016 is toen besloten de aanpassing van de maximale tarieven van kleine en middelgrote bussen twee keer per jaar te laten plaatsvinden en wel per 1 januari en per 1 juli van elk jaar.