Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - PNP-man en voormalig kandidaat voor het ministerschap voor de portefeuille van Economische Ontwikkeling, Ramon Chong, gaat via de rechtsgang alsnog proberen om minister te worden. Dat bevestigt zijn raadsman Michael Bonapart tegenover deze krant.
Het proces wordt aangespannen tegen het Land, de voormalige formateur Chester Peterson en de minister-president die als functionaris over de voordracht van de kandidaten gaat.
Bij de formatie van het huidige kabinet-Pisas bleek Chong door een oude veroordeling voor ambtelijke corruptie niet ministeriabel te zijn. Maar, zo stelt Bonapart, deze veroordeling uit 2003 is reeds verjaard en zou dus geen rol moeten spelen bij een eventuele aanstelling van Chong als minister. Het is voor Chong en Bonapart onduidelijk wat dan wel de reden zou zijn om Chong niet ministeriabel te vinden. Deze duidelijkheid wil Chong middels een rechtszaak halen. ,,Uit de wet Justitiële documentatie volgt dat de registers op gezette tijden moeten worden geschoond. De heer Chong zoekt een principieel oordeel over een aantal grondrechten. Dit is de inzet van de rechtszaak”, aldus Bonapart tegenover het Antilliaans Dagblad.
Toen na de Statenverkiezingen van 19 maart 2021 al gauw bekend werd dat Chong door Partido Nashonal di Pueblo (PNP) naar voren werd geschoven als de minister van Economische Ontwikkeling, kwam al snel weer de oude veroordeling van Chong - die eerder gedeputeerde van Economische Ontwikkeling was - naar boven en werd gemeend dat hij hierdoor niet ministeriabel zou kunnen zijn. Chong gaf toen tijdens een persconferentie al te kennen dat hij zich zou beraden op vervolgstappen als hij de screening niet succesvol zou doorstaan. ,,Ik moet nog nadenken over wat ik dan ga doen. Of ik ga in beroep of ik zeg ‘be good’ en laat jullie een ander slachtoffer zoeken”, zei Chong in mei. Volgens hem is men op Curaçao ‘goed in het bekritiseren en afmaken, maar het opbouwen en verheffen kunnen maar weinig’.
De beoogde minister meende toen dat verschillende ‘vrienden die jurist zijn’ nog voor hij als kandidaat voor het ministerschap werd voorgedragen, hem ervan verzekerden dat hij zich geen zorgen hoeft te maken. In dit kader noemde hij namen als Glenn Camelia, Stanley Betrian en Rutsel Martha, maar ook het advocatenkantoor dat hem bijstaat; Soliana Bonapart & Aardenburg Advocaten. ,,Ik heb van tevoren advies gevraagd. Ze hebben me allemaal de zekerheid gegeven dat ik de screening doorkom. Anders had ik me niet kandidaat gesteld.”