Raad van Advies blijft hameren op kwaliteit
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Raad van Advies (RvA) kreeg in 2020 meer dan ooit verzoeken om spoedadviezen in verband met de coronamaatregelen en daarmee samenhangende wet- en regelgeving.
Dat is niet altijd in goede aarde gevallen want daarmee komt ook de kwaliteit van de adviezen in gevaar. ,,De RvA moet de nodige tijd gegund worden”, zo wordt aangegeven in het nu afgeronde jaarverslag 2020.
,,In 2020 heeft de RvA 46 adviesverzoeken van de regering en de Staten afgehandeld, waarvan één keer ongevraagd. Afgelopen jaar kreeg de RvA maar liefst 26 verzoeken voor spoedadvies, dus meer dan de helft, wat vooral te maken had met de wettelijke voorzieningen ter inperking van de Covid-19-pandemie en voor de nodige liquiditeitssteun uit Nederland.” Dat er meer spoedadviezen binnenkwamen, daar heeft de Raad begrip voor. Maar het instituut was daardoor wel genoodzaakt prioriteiten te stellen. Niet alleen is de kwaliteit van de adviezen in gevaar als deze met spoed moeten worden gegeven, de RvA beklaagt zich ook over de kwaliteit van de aangeboden wetten zelf. Een punt dat al jaren aan de orde wordt gesteld en met de anekdote van oud-lid Ron Gomes Casseres in het jaarverslag nog eens onderstreept wordt. In de afgelopen twaalf jaar is volgens hem één aspect onveranderd gebleven. ,,Het betreft de ondermaatse voorbereiding van ontwerpen van wettelijke regelingen. Heel erg vaak is het zelfs voor niet-juristen als ik duidelijk dat er onvoldoende aandacht is besteed aan de doelstelling, de inhoud en de wetstechnische aspecten van het ontwerp of dat adviezen van andere betrokken instanties en ministeries niet in serieuze overweging zijn genomen”, aldus het oud-lid. En, zo stelt hij, dat ligt niet alleen aan het gebrek aan wetgevingsjuristen, maar ook ‘doodgewoon aan onvoldoende besef bij gezagsdragers en leidinggevenden binnen het overheidsapparaat’. De RvA maakt in een samenvattend persbericht ook zelf melding van de opmerking van oud-leden en schrijft: ,,Hierbij valt op de onbekendheid, zelfs bij ministers, met de rol en het belang van de RvA in de bevordering van een goed functionerende democratische rechtsstaat.”
Oud-lid Myrtha Leetz-Cijntje benadrukt de onbekendheid van de RvA bij de gewone burger, waarvoor ze zich later enorm ingespannen heeft. Haar moeder reageerde met haar benoeming als lid met de woorden: ,,E kos ei ta kos di frater i sùrnan mi yu.” Oftewel, de RvA was voor de elite.
De RvA gaf in 2020 tweemaal het vierde dictum en tweemaal het zwaarste dictum, dat wil zeggen afkeurende oordelen over de ingediende wet- of regelgeving.
Het vierde dictum houdt in dat de RvA fundamentele bezwaren heeft die alleen door ingrijpende aanpassing ondervangen kan worden. En het vijfde en zwaarste dictum wordt gebruikt als de bezwaren zo groot zijn dat het ontwerp zelfs met aanpassingen niet goedgekeurd kan worden.
Het vierde dictum ging over het ontwerp-Landsbesluit steunmaatregelen Covid-19 en de Landsverordening bijzondere machtiging Covid-19. Het zwaarste dictum werd gegeven over het Landsbesluit winstbelasting, maar ook ten aanzien van het voorstel van Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (Coho). ,,De reden daarvoor was dat de Raad in zijn advies van 31 juli 2020 over voornoemd voorstel van rijkswet onder meer het volgende aan de regering in overweging heeft gegeven: Bij een eventuele overweging van het Land Curaçao om niet in te stemmen met het voorliggende voorstel wordt geadviseerd om in ieder geval in de afweging te betrekken in hoeverre Curaçao onder de huidige precaire financiële en sociaaleconomische situatie in staat is om op eigen kracht zorg te dragen voor de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van bestuur.”
De RvA gaat in het jaarverslag overigens uitvoerig in op Coho. En stelt in het persbericht dat deze zich in zijn adviezen geruggesteund voelde door de kritische houding van de Raad van State van het Koninkrijk. ,,Naar aanleiding van vragen van de Curaçaose regering zette dat hoogste adviescollege in Nederland in maart dit jaar ook een reeks vraagtekens bij de afbakening van bevoegdheden van de Curaçaose organen en die van het Coho en hoe dat te rijmen valt met de in het Statuut neergelegde structuur voor het Koninkrijk, waarin de autonomie en eigen verantwoordelijkheden van de landen belangrijke uitgangspunten zijn”, aldus de RvA.