‘Rijkswet onttrekt autonome bevoegdheden aan Land Curaçao’
Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - De regering van Curaçao moet alleen instemmen met de inhoud van het voorstel voor de Rijkswet Caribische hervormingsentiteit (CHE) als daarin voldoende waarborgen worden opgenomen om de democratie van het Land Curaçao veilig te stellen.
Dat stelt de Raad van Advies (RvA) in een spoedadvies aan het kabinet-Rhuggenaath. Dit advies is aangeboden aan de Staten en is in handen van deze krant. Eerder was dit advies alleen ter inzage ter beschikking gesteld aan de Statenleden, maar ‘nu dient het publieke debat nader te worden gevoerd’, aldus premier Eugene Rhuggenaath.
Hoewel de RvA opmerkt dat het in de constitutionele structuur van het Koninkrijk mogelijk is bij rijkswet bepalingen vast te stellen die afwijken van de Staatsregeling van Curaçao en van de op Curaçao geldende wet- en regelgeving, heeft het orgaan de regering van Curaçao toch geadviseerd niet met het voorstel van rijkswet in te stemmen zoals dat aan Curaçao is voorgelegd. Volgens de raad zal het huidige voorstel in geval van integrale implementatie ‘ingrijpende staatsrechtelijke gevolgen hebben voor het Land Curaçao’ omdat bepaalde autonome bevoegdheden van het land en grondbeginselen van de democratische rechtsstaat hiermee ‘deels aan Curaçao worden onttrokken, c.q. aangetast’.
De RvA verwijst in zijn advies naar de memorie van toelichting van de rijkswet waarin staat dat de betreffende bevoegdheden van de entiteit er niet op gericht zijn dat de entiteit of andere organen bestaande landsbevoegdheden tijdelijk overnemen. De bevoegdheden zijn georiënteerd op financiële en andere steun die de landen de komende jaren ontvangen en aldus vormen zij een afgeleide van één van de fundamentele uitgangspunten van dit voorstel: namelijk, dat Nederland de landen meerjarig financieel bijstaat in ruil voor de toezegging dat zij een reeks van hervormingen en maatregelen zullen doorvoeren om hun samenlevingen en economieën sterker te maken. Deze stelling geeft volgens de raad echter een vertekend beeld en wel omdat met het huidige voorstel van de Rijkswet CHE namelijk sprake is van inbreuken ten aanzien van de ministeriële verantwoordelijkheid, de rol van de Staten als medewetgever en het budgetrecht van de Staten.
Gezien het belang van de autonome bevoegdheden en grondbeginselen die aan de orde zijn, adviseert de raad de regering van Curaçao om alleen tot consensus over de inhoud van het voorstel van rijkswet te komen, indien ‘ten minste met de in dit advies genoemde aandachtspunten rekening is gehouden, althans om voldoende waarborgen daarin op te nemen om de grondbeginselen van de democratische rechtsstaat van het land Curaçao veilig te stellen’.
De raad adviseert de regering om er bij het onderhandelen over de inhoud om te komen tot consensus over een eventuele rijkswet, wel rekening mee te houden dat zij garanties moet kunnen bieden aan Nederland dat wat overeengekomen wordt, ook daadwerkelijk wordt nagekomen. ,,Immers, het is nu wel van eminent belang dat zonder enig uitstel structurele hervormingen worden doorgevoerd en positieve resultaten worden geboekt”, zo benadrukt het adviesorgaan, dat tot slot stelt: ,,Bij een eventuele overweging van het land Curaçao om niet in te stemmen met het voorliggend voorstel van rijkswet wordt geadviseerd om in ieder geval in de afweging te betrekken in hoeverre Curaçao onder de huidige precaire financiële en sociaaleconomische situatie in staat is om op eigen kracht overeenkomstig artikel 43, eerste lid, van het Statuut zorg te dragen voor de fundamentele menselijke rechten en vrijheden, de rechtszekerheid en de deugdelijkheid van het bestuur.”
De RvA stelt het volgende over de Staten: ,,De bevoegdheid van de Staten om bij landsverordening vooraf beleid van de regering met de daaraan verbonden uitgaven te accorderen, wordt met de hiervoor genoemde bevoegdheden van de entiteit en de mogelijkheid van de Nederlandse minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om aan te sturen, zwaar aangetast. Daarmee boet de democratische controle door de Staten aan waarde in. Bovendien kan deze democratische controle door de algemene formulering van het Landspakket Curaçao en de mogelijkheid om het Landspakket Curaçao naderhand te wijzigen of aan te vullen onopgemerkt verder worden uitgehold, omdat de Staten daar formeel buiten staan. Om dit zoveel mogelijk te voorkomen, wordt voorgesteld om in het voorstel van rijkswet een zogenoemde voorhangprocedure op te nemen. Deze voorhangprocedure zou vooraf moeten gaan aan het vaststellen van het Landspakket Curaçao of een wijziging of aanvulling daarvan. Daarmee wordt ook zoveel mogelijk voorkomen dat de Staten achteraf geconfronteerd worden met onderhandelingsresultaten of beslissingen, die onderdeel zijn geworden van een compromis dat mogelijkerwijs onder druk van de omstandigheden aanvaard wordt.”
De Staten hebben ook een medewetgevende rol. Samen met de regering stellen zij landsverordeningen vast. Hervormingen die op grond van het landspakket Curaçao doorgevoerd moeten worden, houden op een groot aantal punten mede in dat daarvoor de wetgeving ter zake moet worden aangepast of dat nieuwe wetgeving moet worden ingevoerd. Betreft deze wetgeving een regeling op het niveau van een landsverordening, dan is daarvoor de medewerking van de Staten nodig. Bij het aannemen van de Rijkswet Caribische hervormingsentiteit zoals die nu is voorgesteld, kan het volgens de RvA voorkomen dat ook de medewetgevende bevoegdheid van de Staten wordt aangetast. ,,Immers, de raad sluit niet uit dat in de praktijk de inhoud van voorgenomen wetswijzigingen - ondanks het consensusvereiste c.q. de overlegverplichting die voortvloeit uit artikel 5, eerste lid, laatste volzin respectievelijk artikel 21, eerste lid van het voorstel van rijkswet - in grote lijnen door de entiteit of Nederland bepaald zal worden. In dat geval zal de vrijheid van de Staten van Curaçao om als medewetgever een inhoudelijke bijdrage te leveren aan de tot stand te komen wetgeving, in principe beperkt blijven tot het ‘meepraten’ over punten van ondergeschikte aard en het ‘meebeslissen’ over aspecten die reeds vaststaan. De raad wijst er in dit verband ten overvloede op dat in het geval van hoger toezicht (artikel 43, tweede lid, in samenhang met artikel 51 van het Statuut) het niet is uitgesloten dat de bevoegdheid tot het vaststellen van landsverordeningen op Koninkrijksniveau wordt uitgeoefend en dat de Staten als medewetgever dan helemaal worden gepasseerd.”
Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant.