Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De regering van Curaçao heeft besloten om de aangekondigde en geplande emissie in verband met een obligatielening van 100 miljoen gulden voorlopig aan te houden. Dit bevestigt minister Kenneth Gijsbertha (MAN) van Financiën tegenover het Antilliaans Dagblad. Op vragen wat de reden is voor het ‘on hold’ zetten en tot wanneer, verklaart de bewindsman: ,,Wij zijn in gesprek met het College financieel toezicht (Cft) over de volgende tranches van ondersteuning en op grond daarvan willen wij eerst dit traject bewandelen.”
In verband met de coronacrisis en de impact ervan maakte Gijsbertha begin april bekend - terwijl op dat moment nog gewacht werd op de beslissing van de Rijksministerraad (RMR) over de verzochte financiële ondersteuning - dat het kabinet zelf 184 miljoen wilde ophalen: 84 miljoen aan bijdragen van aan de overheid gerelateerde instanties en 100 miljoen door middel van een obligatielening. Die 84 miljoen is onlangs problematisch geworden nadat het gerecht afgelopen vrijdag in het voordeel besliste van het Kadaster, dat de door de regering verlangde reserves van 15 miljoen niet wil vrijgeven. Blijft 69 miljoen over (20 miljoen Centrale Bank CBCS; 5 miljoen Gaming Control Board GCB; 4 miljoen Bureau Telecommunicatie & Post BTP; 4 miljoen Bureau Intellectueel Eigendom BIE; 11 miljoen vennootschapsbelasting; en 25 miljoen aan uitstel betaling van rente op oude leningen van Nederland).
Nu wordt ook de 100 miljoen aan obligatielening van het Land Curaçao even in de wachtkamer gezet. Daags na de aankondiging door minister Gijsbertha gaven ook de Staten met 14 van de 21 stemmen groen licht aan de motie om de regering-Rhuggenaath te ondersteunen met de obligatie-uitgifte ter waarde van 100 miljoen. De bestemming van het geld, dat tegen de laagst mogelijke rente diende te worden geleend, zou uitsluitend het noodfonds in verband met de effecten van de coronacrisis zijn. De Commissie Noodfonds Covid-19, die de regering bijstaat, had geadviseerd hiervoor bij landsverordening - bij wet dus - een Staatsfonds op te richten. ,,Zodoende zal het fonds publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid hebben”, aldus de commissie met de bankier Daisy Tyrol-Carolus als voorzitter.
,,In de landsverordening worden de te nemen maatregelen om de sociaaleconomische gevolgen voortvloeiende uit de Covid-19-crisis te mitigeren op hoofdlijnen opgenomen. De te nemen maatregelen worden in lagere wet- en regelgeving (bij voorkeur Landsbesluiten) uitgewerkt en vastgesteld door de betreffende minister of de Raad van Ministers. Het fonds zal worden gefinancierd door Curaçao en Nederland.”
In een eerste tranche heeft Nederland, op nadrukkelijk advies van Cft-voorzitter Raymond Gradus (waar de Caribische leden van Curaçao, Aruba en Sint Maarten nadrukkelijk afstand van hebben genomen), 177 miljoen gulden liquiditeitssteun verstrekt in de vorm van een renteloze lening. Dat was op Witte Donderdag 9 april, op basis van een besluit van de RMR. Vlak na de bekendmaking door bewindsman Raymond Knops (CDA) van Koninkrijksrelaties reageerde premier Eugene Rhuggenaath (PAR) dat het bedrag van 177 miljoen (voor zes weken tot en met medio mei) niet voldoende was, maar wel een belangrijke eerste stap. De minister-president wees erop dat het Curaçaose parlement instemming was gevraagd voor het aangaan van een obligatielening van 100 miljoen gulden en inmiddels ook die goedkeuring had gekregen.
Normaal levert de staande inschrijving door de Nederlandse Staat (Dutch State Treasury Agency DSTA, ofwel Agentschap van de Generale Thesaurie) een zeer lage rente op. De regering hoopte op dat moment, aldus Rhuggenaath, en rekende er zelfs op dat de lokale financiële markt ook bereid is tegen een lage rente in te schrijven. Samen met de Nederlandse liquiditeitssteun van 177 miljoen zou dit op korte termijn de benodigde liquiditeit opleveren. Het idee van de obligatielening van 100 miljoen is dus echter inmiddels van de baan. De gedachte erachter was dat als Nederland in de eerste tranche niet over de brug zou komen dit geld vereist was om aan de hoogstnodige uitgaven te kunnen voldoen. Lokaal financieren is echter sowieso een stuk duurder (voorheen 4 tot 5 procent rente, met een speciale korting mogelijk 3 procent) dan de staande inschrijving via DSTA (1 procent of minder). Bovendien komen er met een Nederlandse lening euro’s en daarmee deviezen binnen.
Wilt u meer informatie? Neem een online abonnement op de krant