Van een onzer verslaggeefsters
Willemstad - Stichting Monumentenzorg Curaçao (SMC) heeft de zaak tegen Personal Training Curaçao (PTC) bv gisteren op alle fronten gewonnen.
PTC van Jos van Wordragen en Roy Imming moet binnen twee weken na het vonnis het pand aan de Scharlooweg ontruimen en de sleutels aan SMC teruggeven.
Als Van Wordragen en Imming binnen dertig dagen na betekening van het vonnis niet aan de veroordeling voldoen, is de deurwaarder bevoegd de sterke arm van de politie en justitie in te roepen om dit alsnog voor elkaar te krijgen.
PTC is door het gerecht tevens veroordeeld tot de betaling aan SMC van 48.520 gulden aan huurachterstand en tot de betaling van een gebruikersvergoeding van 7.420 gulden per maand, telkens bij vooruitbetaling, zolang PTC na 31 december 2019 het gehuurde pand aan de Scharlooweg niet volledig heeft ontruimd. Tot slot wordt PTC in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van SMC begroot op 2.782,76 gulden.
Volgens het gerecht is PTC tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot huurbetaling. Ter discussie staat volgens de rechter niet dat aan het gehuurde pand het nodige mankeert en steeds heeft gemankeerd sinds PTC het in gebruik heeft genomen. SMC heeft onbetwist gesteld dat de slechte staat van het gehuurde is verrekend in de (lage) huurprijs. In zoverre moet dus volgens de rechter worden aangenomen dat partijen een voorziening hebben getroffen voor het gegeven dat PTC een ‘onaf’ pand huurde. ,,Het enkele gegeven dat op het gehuurde het nodige aan te merken viel, zelfs als dat op zichzelf zou leiden tot een verplichting van SMC om een en ander te verhelpen, rechtvaardigt dan ook geen opschorting van de huurbetaling. PTC heeft daarvoor in zekere zin immers al een tegenprestatie ontvangen in de vorm van een lagere huurprijs.”
Verder is volgens de rechter van belang dat PTC de huurovereenkomst is aangegaan op een moment dat zij het gehuurde pand al geruime tijd in gebruik had. ,,Dit voorafgaande gebruik is zodanig geweest dat PTC geacht moet worden uitstekend op de hoogte te zijn geweest van de eigenaardigheden van het gebouw, inclusief de daaraan klevende mankementen. Over die mankementen en de gebrekkige staat van het gebouw hebben partijen immers veelvuldig met elkaar gesproken”, aldus het gerecht. Niettemin is PTC op 7 maart 2019 een nieuwe huurovereenkomst aangegaan, waarin is bepaald dat zij het gehuurde aanvaardt in de staat waarin het zich bevindt op het moment van het aangaan van die overeenkomst. ,,Uit een en ander volgt dat PTC kennelijk genoegen heeft genomen met de stand van zaken op het moment van ondertekening van de derde huurovereenkomst, althans dat de aan het pand klevende gebreken kennelijk niet in de weg stonden om nieuwe verplichtingen aan te gaan. Een opschorting van de (volledige) huurbetaling vanwege gebreken die voorafgaande aan deze ondertekening al bekend waren, zal in deze omstandigheden niet snel gerechtvaardigd zijn.”
Ten derde is volgens de rechter van belang dat PTC op grond van de huurovereenkomst als huurder onderhoudsverplichtingen heeft die, gelet op de staat van het pand, mogelijk verder gaan dan normaal gesproken het geval zou zijn. De rechter hierover: ,,Dit spoort met het door partijen gedeelde uitgangspunt dat PTC meer inspanningen dan gebruikelijk op zich had genomen om het gehuurde op te knappen, waartegenover SMC genoegen heeft genomen met een lagere huurprijs. Ter zitting heeft PTC verklaard dat zij de ‘kleine lettertjes’ van de huurovereenkomst niet goed heeft gelezen en dat zij zich onder druk gezet voelde om de huurovereenkomst te tekenen, omdat zij anders ‘de volgende dag’ op straat zou staan. Dit laatste is onvoldoende aannemelijk geworden, alleen al omdat de derde huurovereenkomst is getekend op 7 maart 2019 terwijl de toen lopende huurovereenkomst pas per 1 mei 2019 eindigde.”
Op grond van het voorgaande is het gerecht voorlopig van oordeel dat PTC zonder goede grond haar verplichting tot huurbetaling heeft opgeschort. ,,Dit betekent dat PTC is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting tot huurbetaling. Deze tekortkoming kan niet ongedaan worden gemaakt. PTC is dus in verzuim en SMC is bevoegd de huurovereenkomst gelet op artikel 6:265 BW te ontbinden”, aldus de rechter. Al met al acht het gerecht het ‘zeer waarschijnlijk’ dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat SMC de huurovereenkomst rechtsgeldig heeft ontbonden. Daarop vooruitlopend is de vordering tot ontruiming toewijsbaar, zo acht het gerecht. Een belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.